Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afgehandeld:
  2. afhandelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgehandeld (Nederlands) in het Frans

afgehandeld:

afgehandeld bijvoeglijk naamwoord

  1. afgehandeld
    conclu; réglé; terminé

Vertaal Matrix voor afgehandeld:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conclu afgehandeld
réglé afgehandeld afbetaald; betaald; geregeld; met vast ritme; regelmatig
terminé afgehandeld af; afgedaan; afgelopen; afgerond; beëindigd; doorgekookt; gaar; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij

afhandelen:

afhandelen werkwoord (handel af, handelt af, handelde af, handelden af, afgehandeld)

  1. afhandelen (twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen)

Conjugations for afhandelen:

o.t.t.
  1. handel af
  2. handelt af
  3. handelt af
  4. handelen af
  5. handelen af
  6. handelen af
o.v.t.
  1. handelde af
  2. handelde af
  3. handelde af
  4. handelden af
  5. handelden af
  6. handelden af
v.t.t.
  1. heb afgehandeld
  2. hebt afgehandeld
  3. heeft afgehandeld
  4. hebben afgehandeld
  5. hebben afgehandeld
  6. hebben afgehandeld
v.v.t.
  1. had afgehandeld
  2. had afgehandeld
  3. had afgehandeld
  4. hadden afgehandeld
  5. hadden afgehandeld
  6. hadden afgehandeld
o.t.t.t.
  1. zal afhandelen
  2. zult afhandelen
  3. zal afhandelen
  4. zullen afhandelen
  5. zullen afhandelen
  6. zullen afhandelen
o.v.t.t.
  1. zou afhandelen
  2. zou afhandelen
  3. zou afhandelen
  4. zouden afhandelen
  5. zouden afhandelen
  6. zouden afhandelen
diversen
  1. handel af!
  2. handelt af!
  3. afgehandeld
  4. afhandelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afhandelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afhandelen
    le règlement; l'arrangement d'une affaire

Vertaal Matrix voor afhandelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrangement d'une affaire afhandelen
règlement afhandelen aanwijzing; aanzuivering; afbetaling; afdoening; afhandeling; afrekening; afwikkeling; arrangement; betalen; betaling; dienstvoorschrift; discipline; dokken; dwang; gehoorzaamheid; handvest; onderwerping; orde; regeling; reglement; richtlijn; schaderegeling; statuut; tucht; vereffening; verordening; verrekening; voldoen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
se réconcilier afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen bijleggen; ruzie bijleggen; schikken; verzoenen; vrede sluiten; zich verzoenen met