Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afschudden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afschudden (Nederlands) in het Frans

afschudden:

afschudden werkwoord (schud af, schudt af, schudde af, schudden af, afgeschud)

  1. afschudden
    secouer; s'ébrouer
    • secouer werkwoord (secoue, secoues, secouons, secouez, )
    • s'ébrouer werkwoord

Conjugations for afschudden:

o.t.t.
  1. schud af
  2. schudt af
  3. schudt af
  4. schudden af
  5. schudden af
  6. schudden af
o.v.t.
  1. schudde af
  2. schudde af
  3. schudde af
  4. schudden af
  5. schudden af
  6. schudden af
v.t.t.
  1. heb afgeschud
  2. hebt afgeschud
  3. heeft afgeschud
  4. hebben afgeschud
  5. hebben afgeschud
  6. hebben afgeschud
v.v.t.
  1. had afgeschud
  2. had afgeschud
  3. had afgeschud
  4. hadden afgeschud
  5. hadden afgeschud
  6. hadden afgeschud
o.t.t.t.
  1. zal afschudden
  2. zult afschudden
  3. zal afschudden
  4. zullen afschudden
  5. zullen afschudden
  6. zullen afschudden
o.v.t.t.
  1. zou afschudden
  2. zou afschudden
  3. zou afschudden
  4. zouden afschudden
  5. zouden afschudden
  6. zouden afschudden
diversen
  1. schud af!
  2. schudt af!
  3. afgeschud
  4. afschuddende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschudden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afschudden
    la secousse

Vertaal Matrix voor afschudden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
secousse afschudden beven; hort; schok; schokkende beweging; stoot
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
s'ébrouer afschudden briesen
secouer afschudden afkloppen; beven; deinen; golven; heen en weer bewegen; heen en weer zwaaien; omschudden; opschudden; schommelen; schudden; slingeren; trillen; wiegen; wriggelen; wrikken; zich ontdoen van; zwaaien; zwenken