Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. begoochelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor begoochelen (Nederlands) in het Frans

begoochelen:

begoochelen werkwoord (begoochel, begoochelt, begoochelde, begoochelden, begoocheld)

  1. begoochelen
    ensorceler; fasciner; enjôler
    • ensorceler werkwoord (ensorcelle, ensorcelles, ensorcelons, ensorcelez, )
    • fasciner werkwoord (fascine, fascines, fascinons, fascinez, )
    • enjôler werkwoord (enjôle, enjôles, enjôlons, enjôlez, )

Conjugations for begoochelen:

o.t.t.
  1. begoochel
  2. begoochelt
  3. begoochelt
  4. begoochelen
  5. begoochelen
  6. begoochelen
o.v.t.
  1. begoochelde
  2. begoochelde
  3. begoochelde
  4. begoochelden
  5. begoochelden
  6. begoochelden
v.t.t.
  1. ben begoocheld
  2. bent begoocheld
  3. is begoocheld
  4. zijn begoocheld
  5. zijn begoocheld
  6. zijn begoocheld
v.v.t.
  1. was begoocheld
  2. was begoocheld
  3. was begoocheld
  4. waren begoocheld
  5. waren begoocheld
  6. waren begoocheld
o.t.t.t.
  1. zal begoochelen
  2. zult begoochelen
  3. zal begoochelen
  4. zullen begoochelen
  5. zullen begoochelen
  6. zullen begoochelen
o.v.t.t.
  1. zou begoochelen
  2. zou begoochelen
  3. zou begoochelen
  4. zouden begoochelen
  5. zouden begoochelen
  6. zouden begoochelen
diversen
  1. begoochel!
  2. begoochelt!
  3. begoocheld
  4. begoochelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor begoochelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enjôler begoochelen afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; bekoren; belazeren; besodemieteren; bevallen; misleiden; oplichten; zwendelen
ensorceler begoochelen beheksen; betoveren
fasciner begoochelen boeien; fascineren; intrigeren; obsederen

Wiktionary: begoochelen


Cross Translation:
FromToVia
begoochelen tromper; tricher delude — to deceive