Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bekwamen (Nederlands) in het Frans

bekwamen:

bekwamen werkwoord (bekwaam, bekwaamt, bekwaamde, bekwaamden, bekwaamd)

  1. bekwamen (trainen; oefenen; harden; coachen)
    entraîner; instruire; former; éduquer
    • entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
    • instruire werkwoord (instruis, instruit, instruisons, instruisez, )
    • former werkwoord (forme, formes, formons, formez, )
    • éduquer werkwoord (éduque, éduques, éduquons, éduquez, )

Conjugations for bekwamen:

o.t.t.
  1. bekwaam
  2. bekwaamt
  3. bekwaamt
  4. bekwamen
  5. bekwamen
  6. bekwamen
o.v.t.
  1. bekwaamde
  2. bekwaamde
  3. bekwaamde
  4. bekwaamden
  5. bekwaamden
  6. bekwaamden
v.t.t.
  1. heb bekwaamd
  2. hebt bekwaamd
  3. heeft bekwaamd
  4. hebben bekwaamd
  5. hebben bekwaamd
  6. hebben bekwaamd
v.v.t.
  1. had bekwaamd
  2. had bekwaamd
  3. had bekwaamd
  4. hadden bekwaamd
  5. hadden bekwaamd
  6. hadden bekwaamd
o.t.t.t.
  1. zal bekwamen
  2. zult bekwamen
  3. zal bekwamen
  4. zullen bekwamen
  5. zullen bekwamen
  6. zullen bekwamen
o.v.t.t.
  1. zou bekwamen
  2. zou bekwamen
  3. zou bekwamen
  4. zouden bekwamen
  5. zouden bekwamen
  6. zouden bekwamen
diversen
  1. bekwaam!
  2. bekwaamt!
  3. bekwaamd
  4. bekwamend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekwamen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bekwamen (studeren; leren; blokken)
    l'action d'étudier

Vertaal Matrix voor bekwamen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
action d'étudier bekwamen; blokken; leren; studeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entraîner bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen aanlokken; africhten; begeleiden; dier africhten; dresseren; leiden; lokken; meelokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; meevoeren; met zich meeslepen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verleiden; verlokken; vlakken; voeren; voortlokken; voorttrekken; weglokken; wegvegen; wissen
former bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen bijbrengen; boetseren; formeren; grootbrengen; in het leven roepen; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; opvoeden; scheppen; vervaardigen; vorm geven; vormen; vormgeven
instruire bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen berichten; bijbrengen; doceren; iets leren; iets melden; inlichten; leren; lesgeven; onderrichten; onderwijzen; voorlichten
éduquer bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen bijbrengen; grootbrengen; leren; onderwijzen; opvoeden; vormen

bekwamen vorm van bekomen:

bekomen werkwoord (bekom, bekomt, bekwam, bekwamen, bekomen)

  1. bekomen (zich hervinden)
    récupérer; revivre; ranimer; se remettre sur pied; toucher; se remettre; se remettre lentement
    • récupérer werkwoord (récupère, récupères, récupérons, récupérez, )
    • revivre werkwoord (revis, revit, revivons, revivez, )
    • ranimer werkwoord (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • se remettre werkwoord
  2. bekomen (op zijn verhaal komen)
    revenir à soi; se remettre; respirer; reprendre haleine; respirer avec soulagement
    • revenir à soi werkwoord
    • se remettre werkwoord
    • respirer werkwoord (respire, respires, respirons, respirez, )
    • reprendre haleine werkwoord

Conjugations for bekomen:

o.t.t.
  1. bekom
  2. bekomt
  3. bekomt
  4. bekomen
  5. bekomen
  6. bekomen
o.v.t.
  1. bekwam
  2. bekwam
  3. bekwam
  4. bekwamen
  5. bekwamen
  6. bekwamen
v.t.t.
  1. ben bekomen
  2. bent bekomen
  3. is bekomen
  4. zijn bekomen
  5. zijn bekomen
  6. zijn bekomen
v.v.t.
  1. was bekomen
  2. was bekomen
  3. was bekomen
  4. waren bekomen
  5. waren bekomen
  6. waren bekomen
o.t.t.t.
  1. zal bekomen
  2. zult bekomen
  3. zal bekomen
  4. zullen bekomen
  5. zullen bekomen
  6. zullen bekomen
o.v.t.t.
  1. zou bekomen
  2. zou bekomen
  3. zou bekomen
  4. zouden bekomen
  5. zouden bekomen
  6. zouden bekomen
diversen
  1. bekom!
  2. bekomt!
  3. bekomen
  4. bekomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bekomen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toucher aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ranimer bekomen; zich hervinden aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; opleven; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; opwekken; poken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen
reprendre haleine bekomen; op zijn verhaal komen bijkomen; op adem komen; verademen
respirer bekomen; op zijn verhaal komen ademen; ademhalen; een snuif nemen; herademen; iets ophalen; inademen; inhaleren; insnuiven; opgelucht ademhalen; opsnuiven; snuiven; verademen
respirer avec soulagement bekomen; op zijn verhaal komen herademen; opgelucht ademhalen
revenir à soi bekomen; op zijn verhaal komen
revivre bekomen; zich hervinden herleven; herrijzen; weer oprijzen
récupérer bekomen; zich hervinden eisen; herkrijgen; herstellen; hervinden; inhalen; inlopen; inmanen; invorderen; ophalen; terugkrijgen; terugvinden; vorderen; weerkrijgen
se remettre bekomen; op zijn verhaal komen; zich hervinden beteren; bijkomen; blij maken; fleurig maken; leven beteren; luwen; op adem komen; opfleuren; opkalefateren; opknappen; opkrabbelen; oplappen; opmonteren; opvijzelen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; verkwikken; vrolijker worden; wegsterven
se remettre lentement bekomen; zich hervinden
se remettre sur pied bekomen; zich hervinden opkrabbelen
toucher bekomen; zich hervinden aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; even aanraken; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; opvangen; raken; slaan op; starten; tegenkomen; toucheren; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
récupérer ophalen

Wiktionary: bekomen


Cross Translation:
FromToVia
bekomen gagner gain — acquire
bekomen acquérir purchase — to pursue and obtain; to acquire by seeking; to gain, obtain or acquire
bekomen recevoir bekommen — (transitiv) etwas empfangen, etwas erhalten, etwas erlangen, etwas (oder einen Zustand) erreichen