Nederlands

Uitgebreide vertaling voor believen (Nederlands) in het Frans

believen:

believen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het believen (goeddunken)
    le gré
    • gré [le ~] zelfstandig naamwoord

believen werkwoord (belief, belieft, beliefde, beliefden, beliefd)

  1. believen (moeten; willen)
    devoir; falloir; être obligé de; être dans l'obligation de
  2. believen (goeddunken; aanstaan)
    plaire; jouir de; amuser; sembler bon
    • plaire werkwoord (plais, plaît, plaisons, plaisez, )
    • jouir de werkwoord
    • amuser werkwoord (amuse, amuses, amusons, amusez, )
    • sembler bon werkwoord

Conjugations for believen:

o.t.t.
  1. belief
  2. belieft
  3. belieft
  4. believen
  5. believen
  6. believen
o.v.t.
  1. beliefde
  2. beliefde
  3. beliefde
  4. beliefden
  5. beliefden
  6. beliefden
v.t.t.
  1. heb beliefd
  2. hebt beliefd
  3. heeft beliefd
  4. hebben beliefd
  5. hebben beliefd
  6. hebben beliefd
v.v.t.
  1. had beliefd
  2. had beliefd
  3. had beliefd
  4. hadden beliefd
  5. hadden beliefd
  6. hadden beliefd
o.t.t.t.
  1. zal believen
  2. zult believen
  3. zal believen
  4. zullen believen
  5. zullen believen
  6. zullen believen
o.v.t.t.
  1. zou believen
  2. zou believen
  3. zou believen
  4. zouden believen
  5. zouden believen
  6. zouden believen
diversen
  1. belief!
  2. belieft!
  3. beliefd
  4. believend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor believen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
devoir ingewikkeldheid; moeilijkheid; moeten; plicht; probleem; schrijfwerk; verhandeling; werkstuk
gré believen; goeddunken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amuser aanstaan; believen; goeddunken amuseren; genieten; genot hebben van; verlustigen
devoir believen; moeten; willen dienen; moeten; schuldig zijn; verplicht zijn
falloir believen; moeten; willen dienen; moeten; verplicht zijn
jouir de aanstaan; believen; goeddunken amuseren; genieten; genot hebben van; lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen; smullen van
plaire aanstaan; believen; goeddunken aanstaan; behagen; bekoren; bevallen; gelieven; koketteren; plezieren
sembler bon aanstaan; believen; goeddunken
être dans l'obligation de believen; moeten; willen dienen; moeten; verplicht zijn
être obligé de believen; moeten; willen dienen; moeten; verplicht zijn