Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. benoeming:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor benoeming (Nederlands) in het Frans

benoeming:

benoeming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de benoeming (benaming; aanduiding)
    la dénomination; la désignation; l'appellation; le nom; le terme; le titre
  2. de benoeming (aanstelling; installatie)
    l'emploi; la nomination; la fonction; l'élection

Vertaal Matrix voor benoeming:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appellation aanduiding; benaming; benoeming naam; term
dénomination aanduiding; benaming; benoeming naam; term
désignation aanduiding; benaming; benoeming aanduiden; aanwijzen; naam; nominatie; term; voordracht
emploi aanstelling; benoeming; installatie aanwenden; aanwending; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; behandeling; benutting; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; gebruik; gewoonte; hantering; inspanning; inzet; job; karwei; loonarbeid; loonwerk; positie; professie; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; toepassing; traditie; usance; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkverschaffing; werkzaamheid
fonction aanstelling; benoeming; installatie ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; beroep; betrekking; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; inspanning; job; positie; prestatie; professie; taak; vak; verrichting; werk; werkkring; werkplek; werkzaamheid
nom aanduiding; benaming; benoeming achternaam; faam; label; naam; naamwoord; reputatie; roep; substantief; term; zelfstandig naamwoord; znw.
nomination aanstelling; benoeming; installatie nominatie; voordracht
terme aanduiding; benaming; benoeming eindpaal; looptijd; naam; poosje; sluitingstermijn; term; termijn; tijdlimiet; tijdslimiet; woord
titre aanduiding; benaming; benoeming aanhef; aanstellerij; basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; goudgehalte; graad; hiërarchie; hoofd; ingrediënt; kop; kopzin; krantenkop; naam; niveau; onderdeel; opschrift; peil; rang; rangorde; stuk; term; titel; toneel; vennootsaandeel; volgorde; waardigheidstitel; wetenschappelijke graad
élection aanstelling; benoeming; installatie keuze; selectie; uitverkiezing; uitverkoring; verkiezing

Verwante woorden van "benoeming":

  • benoemingen

Wiktionary: benoeming


Cross Translation:
FromToVia
benoeming nomination Berufung — Ernennung in ein öffentliches Amt von Kirche oder Staat (Höchstrichter, Priester, Universitätsprofessor usw.) oder Anstellung eines Künstlers (Dirigent, Theaterdirektor, Schauspieler, Musiker usw.)