Nederlands

Uitgebreide vertaling voor besloten (Nederlands) in het Frans

besloten:

besloten bijvoeglijk naamwoord

  1. besloten (privé)
    privé; personnel; en privé; personnellement

Vertaal Matrix voor besloten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personnel bediening; besturing; employees; personeel; staf; werknemers
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
privé besloten; privé eigen; particulier; verstoken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
en privé besloten; privé binnen; binnenshuis; binnenskamers
personnel besloten; privé persoonlijk; persoonsgebonden; subjectief
personnellement besloten; privé eigenhandig; zelf

Verwante woorden van "besloten":

  • beslotenheid

Wiktionary: besloten


Cross Translation:
FromToVia
besloten privé; privée private — not accessible by the public

besluiten:

besluiten werkwoord (besluit, besloot, besloten, besloten)

  1. besluiten (beslissen)
    décider; conclure; finir; arrêter; terminer; mettre fin à; stopper; prendre fin
    • décider werkwoord (décide, décides, décidons, décidez, )
    • conclure werkwoord (conclus, conclut, concluons, concluez, )
    • finir werkwoord (finis, finit, finissons, finissez, )
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • terminer werkwoord (termine, termines, terminons, terminez, )
    • mettre fin à werkwoord
    • stopper werkwoord (stoppe, stoppes, stoppons, stoppez, )
    • prendre fin werkwoord

Conjugations for besluiten:

o.t.t.
  1. besluit
  2. besluit
  3. besluit
  4. besluiten
  5. besluiten
  6. besluiten
o.v.t.
  1. besloot
  2. besloot
  3. besloot
  4. besloten
  5. besloten
  6. besloten
v.t.t.
  1. heb besloten
  2. hebt besloten
  3. heeft besloten
  4. hebben besloten
  5. hebben besloten
  6. hebben besloten
v.v.t.
  1. had besloten
  2. had besloten
  3. had besloten
  4. hadden besloten
  5. hadden besloten
  6. hadden besloten
o.t.t.t.
  1. zal besluiten
  2. zult besluiten
  3. zal besluiten
  4. zullen besluiten
  5. zullen besluiten
  6. zullen besluiten
o.v.t.t.
  1. zou besluiten
  2. zou besluiten
  3. zou besluiten
  4. zouden besluiten
  5. zouden besluiten
  6. zouden besluiten
diversen
  1. besluit!
  2. besluit!
  3. besloten
  4. besluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

besluiten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het besluiten (raadsbesluit; besluit)
    la décision; la résolution; la détermination; la décision gouvernementale; l'arrêt; l'arrêté gouvernemental; le décret; l'arrêt du conseil municipal

Vertaal Matrix voor besluiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêt besluit; besluiten; raadsbesluit afsluiten; afstoppen; arrest; confiscatie; halte; halteplaats; inbeslagneming; opstapplaats; regeringsbesluit; stagnatie; stilstand; stoppen; stopplaats; vonnisspreking
arrêt du conseil municipal besluit; besluiten; raadsbesluit beslissing; maatregel; raadsbesluit; regeringsbesluit; schikking; voorziening
arrêter aborteren; stilhouden; stoppen
arrêté gouvernemental besluit; besluiten; raadsbesluit regeringsbesluit
décision besluit; besluiten; raadsbesluit beslissing; maatregel; raadsbesluit; resolutie; schikking; voorziening
décision gouvernementale besluit; besluiten; raadsbesluit regeringsbesluit
décret besluit; besluiten; raadsbesluit aankondiging; afkondiging; bekendmaking; beslissing; decreet; kennisgeving; maatregel; mededeling; melding; openbaarmaking; openbare publicatie; proclamatie; publicatie; publikatie; raadsbesluit; regeringsbesluit; schikking; uitgave; uitgifte; uitvaardiging; verkondiging; voorziening
détermination besluit; besluiten; raadsbesluit bepaling; beslissing; beslistheid; constatering; determinatie; gedecideerdheid; maatregel; pertinentie; raadsbesluit; schikking; standvastigheid; stelligheid; vastberadenheid; vastbeslotenheid; vaststelling; voorziening; woordgroep
résolution besluit; besluiten; raadsbesluit beslissing; beslistheid; doortastendheid; fermheid; gedecideerdheid; kordaatheid; maatregel; opzet; pertinentie; plan; raadsbesluit; resolutie; schikking; standvastigheid; stelligheid; vastberadenheid; vastbeslotenheid; voornemen; voorziening
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter beslissen; besluiten aanhouden; afhouden; aflaten; afsluiten; afzetten; arresteren; beletten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gesprek beëindigen; gevangennemen; halt houden; in hechtenis nemen; inrekenen; opgeven; ophouden; oppakken; remmen; staken; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitscheiden; uitzetten; vatten; vertragen; weerhouden
conclure beslissen; besluiten afkrijgen; afleiden; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; concluderen; deduceren; een einde maken aan; een gevolgtrekking maken; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; laatste gedeelte afmaken; naar einde toewerken; ophouden; opmaken uit; stoppen; volbrengen; volmaken; voltooien
décider beslissen; besluiten
finir beslissen; besluiten afdoen; afkrijgen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; fiksen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; legen; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; vreten
mettre fin à beslissen; besluiten afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; ophouden; stoppen; volbrengen; volmaken; voltooien
prendre fin beslissen; besluiten afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; ophouden; stoppen; ten einde lopen; uitraken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; volbrengen; volmaken; voltooien; voorbijgaan
stopper beslissen; besluiten afhouden; aflopen; afsluiten; afzetten; beletten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ervanaf houden; halt houden; halthouden; ophouden; remmen; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen; tot stilstand brengen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; weerhouden
terminer beslissen; besluiten afdoen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; ledigen; leegdrinken; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; ophouden; regelen; stoppen; ten einde dragen; teneindelopen; uitdragen; uitdrinken; uitkrijgen; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; volbrengen; voldragen; volmaken; voltooien; voorbijgaan
- bepalen; beslissen; opheffen; uitmaken; vaststellen

Synoniemen voor "besluiten":


Antoniemen van "besluiten":


Verwante definities voor "besluiten":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt1
    • we besloten dit jaar niet met vakantie te gaan1
  2. er een einde aan maken1
    • we besloten de middag met een dansje1

Wiktionary: besluiten

besluiten
Cross Translation:
FromToVia
besluiten conclure conclude — to end
besluiten décider decide — to resolve or settle
besluiten décider entscheiden — einen Entschluss fassen, sich entschließen

Verwante vertalingen van besloten