Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bespannen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bespannen (Nederlands) in het Frans

bespannen:

bespannen bijvoeglijk naamwoord

  1. bespannen
    tendu
    • tendu bijvoeglijk naamwoord

bespannen werkwoord (bespan, bespant, bespande, bespanden, bespannen)

  1. bespannen

Conjugations for bespannen:

o.t.t.
  1. bespan
  2. bespant
  3. bespant
  4. bespannen
  5. bespannen
  6. bespannen
o.v.t.
  1. bespande
  2. bespande
  3. bespande
  4. bespanden
  5. bespanden
  6. bespanden
v.t.t.
  1. heb bespannen
  2. hebt bespannen
  3. heeft bespannen
  4. hebben bespannen
  5. hebben bespannen
  6. hebben bespannen
v.v.t.
  1. had bespannen
  2. had bespannen
  3. had bespannen
  4. hadden bespannen
  5. hadden bespannen
  6. hadden bespannen
o.t.t.t.
  1. zal bespannen
  2. zult bespannen
  3. zal bespannen
  4. zullen bespannen
  5. zullen bespannen
  6. zullen bespannen
o.v.t.t.
  1. zou bespannen
  2. zou bespannen
  3. zou bespannen
  4. zouden bespannen
  5. zouden bespannen
  6. zouden bespannen
diversen
  1. bespan!
  2. bespant!
  3. bespannen
  4. bespannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bespannen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
munir de cordes bespannen
pouvoir de fils bespannen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tendu bespannen chagrijnig; geconcentreerd; gespannen; gestrekt; gestressd; ingespannen; knorrig; korzelig; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; opgejaagd; stijfkoppig; stug; taai; uitgerekt; van sterk gehalte; verdiept

Wiktionary: bespannen

bespannen