Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bewapenen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bewapenen (Nederlands) in het Frans

bewapenen:

bewapenen werkwoord (bewapen, bewapent, bewapende, bewapenden, bewapend)

  1. bewapenen (wapenen)
    armer; se cuirasser; blinder
    • armer werkwoord (arme, armes, armons, armez, )
    • se cuirasser werkwoord
    • blinder werkwoord (blinde, blindes, blindons, blindez, )

Conjugations for bewapenen:

o.t.t.
  1. bewapen
  2. bewapent
  3. bewapent
  4. bewapen
  5. bewapen
  6. bewapen
o.v.t.
  1. bewapende
  2. bewapende
  3. bewapende
  4. bewapenden
  5. bewapenden
  6. bewapenden
v.t.t.
  1. heb bewapend
  2. hebt bewapend
  3. heeft bewapend
  4. hebben bewapend
  5. hebben bewapend
  6. hebben bewapend
v.v.t.
  1. had bewapend
  2. had bewapend
  3. had bewapend
  4. hadden bewapend
  5. hadden bewapend
  6. hadden bewapend
o.t.t.t.
  1. zal bewapenen
  2. zult bewapenen
  3. zal bewapenen
  4. zullen bewapenen
  5. zullen bewapenen
  6. zullen bewapenen
o.v.t.t.
  1. zou bewapenen
  2. zou bewapenen
  3. zou bewapenen
  4. zouden bewapenen
  5. zouden bewapenen
  6. zouden bewapenen
diversen
  1. bewapen!
  2. bewapent!
  3. bewapend
  4. bewapenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bewapenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armer bewapenen; wapenen bepantseren; harnassen; optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
blinder bewapenen; wapenen afdekken; bepantseren; blinderen; harnassen
se cuirasser bewapenen; wapenen

Wiktionary: bewapenen

bewapenen
verb
  1. iemand van wapens voorzien
bewapenen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
bewapenen armer arm — to supply with weapons