Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bezwendelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bezwendelen (Nederlands) in het Frans

bezwendelen:

bezwendelen werkwoord (bezwendel, bezwendelt, bezwendelde, bezwendelden, bezwendeld)

  1. bezwendelen (bedonderen)
    tromper; tricher; abuser; duper
    • tromper werkwoord (trompe, trompes, trompons, trompez, )
    • tricher werkwoord (triche, triches, trichons, trichez, )
    • abuser werkwoord (abuse, abuses, abusons, abusez, )
    • duper werkwoord (dupe, dupes, dupons, dupez, )

Conjugations for bezwendelen:

o.t.t.
  1. bezwendel
  2. bezwendelt
  3. bezwendelt
  4. bezwendelen
  5. bezwendelen
  6. bezwendelen
o.v.t.
  1. bezwendelde
  2. bezwendelde
  3. bezwendelde
  4. bezwendelden
  5. bezwendelden
  6. bezwendelden
v.t.t.
  1. heb bezwendeld
  2. hebt bezwendeld
  3. heeft bezwendeld
  4. hebben bezwendeld
  5. hebben bezwendeld
  6. hebben bezwendeld
v.v.t.
  1. had bezwendeld
  2. had bezwendeld
  3. had bezwendeld
  4. hadden bezwendeld
  5. hadden bezwendeld
  6. hadden bezwendeld
o.t.t.t.
  1. zal bezwendelen
  2. zult bezwendelen
  3. zal bezwendelen
  4. zullen bezwendelen
  5. zullen bezwendelen
  6. zullen bezwendelen
o.v.t.t.
  1. zou bezwendelen
  2. zou bezwendelen
  3. zou bezwendelen
  4. zouden bezwendelen
  5. zouden bezwendelen
  6. zouden bezwendelen
diversen
  1. bezwendel!
  2. bezwendelt!
  3. bezwendeld
  4. bezwendelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bezwendelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abuser bedonderen; bezwendelen
duper bedonderen; bezwendelen afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; beet nemen; belazeren; benadelen; besodemieteren; foppen; in de maling nemen; kwaad doen; misleiden; nadeel berokkenen; nadelig zijn; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; schaden; te pakken nemen; tillen; verneuken; voor de gek houden; zwendelen
tricher bedonderen; bezwendelen afkijken; afzetten; smokkelen; spieken; verneuken
tromper bedonderen; bezwendelen afbakenen; afpalen; afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; begrenzen; belazeren; beschamen; besodemieteren; falsificeren; foppen; in de maling nemen; kopiëren; misleiden; nabootsen; namaken; neppen; omlijnen; oplichten; te pakken nemen; teleurstellen; tillen; verneuken; vertrouwen schenden; vervalsen; voor de gek houden; vreemdgaan; zwendelen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
tricher vals spelen