Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijvullen (Nederlands) in het Frans

bijvullen:

bijvullen werkwoord (vul bij, vult bij, vulde bij, vulden bij, bijgevuld)

  1. bijvullen (vullen)
    remplir; suppléer; ajouter
    • remplir werkwoord (remplis, remplit, remplissons, remplissez, )
    • suppléer werkwoord (supplée, supplées, suppléons, suppléez, )
    • ajouter werkwoord (ajoute, ajoutes, ajoutons, ajoutez, )
  2. bijvullen (bijschenken; bijtanken)
    reverser; recharger les accus; re-remplir; remettre; resservir; remplir de nouveau; verser en supplément; reprendre de l'essence
    • reverser werkwoord
    • re-remplir werkwoord
    • remettre werkwoord (remets, remet, remettons, remettez, )
    • resservir werkwoord (ressers, ressert, resservons, resservez, )
    • remplir de nouveau werkwoord

Conjugations for bijvullen:

o.t.t.
  1. vul bij
  2. vult bij
  3. vult bij
  4. vullen bij
  5. vullen bij
  6. vullen bij
o.v.t.
  1. vulde bij
  2. vulde bij
  3. vulde bij
  4. vulden bij
  5. vulden bij
  6. vulden bij
v.t.t.
  1. heb bijgevuld
  2. hebt bijgevuld
  3. heeft bijgevuld
  4. hebben bijgevuld
  5. hebben bijgevuld
  6. hebben bijgevuld
v.v.t.
  1. had bijgevuld
  2. had bijgevuld
  3. had bijgevuld
  4. hadden bijgevuld
  5. hadden bijgevuld
  6. hadden bijgevuld
o.t.t.t.
  1. zal bijvullen
  2. zult bijvullen
  3. zal bijvullen
  4. zullen bijvullen
  5. zullen bijvullen
  6. zullen bijvullen
o.v.t.t.
  1. zou bijvullen
  2. zou bijvullen
  3. zou bijvullen
  4. zouden bijvullen
  5. zouden bijvullen
  6. zouden bijvullen
diversen
  1. vul bij!
  2. vult bij!
  3. bijgevuld
  4. bijvullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bijvullen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ajouter bijvullen; vullen aan mengsel toevoegen; aansluiten; aanvullen; bijdoen; bijleggen; bijmengen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; completeren; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; extra betalen; geld toe leggen; inbrengen; insluiten; invoegen; meebetalen; optellen; toevoegen; voegen; voltallig maken
re-remplir bijschenken; bijtanken; bijvullen
recharger les accus bijschenken; bijtanken; bijvullen
remettre bijschenken; bijtanken; bijvullen aangeven; aanreiken; afgeven; aflossen; distribueren; doorgeven; geven; inleveren; leveren; overgeven; overhandigen; overleveren; reiken; remplaceren; restitueren; retourneren; ronddelen; schenken; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugleggen; terugplaatsen; terugzenden; terugzetten; toesteken; uitreiken; verdagen; verdelen; verder reiken; verlenen; vernieuwen; verstrekken; versturen; vervangen; verwisselen; zenden
remplir bijvullen; vullen aanvullen; bedekken; bekleden; beslaan; completeren; farceren; invullen; opvullen; overtrekken; ruimte innemen; toevoegen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volpompen; volschenken; volstorten; voltallig maken; vullen
remplir de nouveau bijschenken; bijtanken; bijvullen
reprendre de l'essence bijschenken; bijtanken; bijvullen
resservir bijschenken; bijtanken; bijvullen
reverser bijschenken; bijtanken; bijvullen
suppléer bijvullen; vullen inspringen
verser en supplément bijschenken; bijtanken; bijvullen

Wiktionary: bijvullen

bijvullen
verb
  1. Remplir un récipient jusqu'au niveau indiqué