Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bloeiend:
  2. bloeien:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bloeiend (Nederlands) in het Frans

bloeiend:

bloeiend bijvoeglijk naamwoord

  1. bloeiend (florissant)
    florissant; prospèrant
  2. bloeiend (kleurig; fleurig)
    coloré; multicolore

Vertaal Matrix voor bloeiend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coloré bloeiend; fleurig; kleurig bont; fleurig; gebloemd; gekleurd; hooggekleurd; kakelbont; kleurig; kleurrijk; veelkleurig
florissant bloeiend; florissant blakend; blakend van gezondheid; fit; fleurig; florerend; florissant; gefortuneerd; gelukkig; getraind; gezond; hooggekleurd; rijk; vermogend; voorspoedig; voorspoedig verlopend; welgesteld; welvarend; zonder ziekte
multicolore bloeiend; fleurig; kleurig bont; bontgekleurd; fleurig; gebloemd; gekleurd; hooggekleurd; kakelbont; kleurig; kleurrijk; veelkleurig
prospèrant bloeiend; florissant

Wiktionary: bloeiend


Cross Translation:
FromToVia
bloeiend en fleur blooming — opening in blossoms
bloeiend florissante; florissant blooming — thriving in health, beauty and vigor/vigour

bloeiend vorm van bloeien:

bloeien werkwoord (bloei, bloeit, bloeide, bloeiden, gebloeid)

  1. bloeien (floreren; goed lopen)
    prospérer; réussir; aller bien
    • prospérer werkwoord (prospère, prospères, prospérons, prospérez, )
    • réussir werkwoord (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • aller bien werkwoord

Conjugations for bloeien:

o.t.t.
  1. bloei
  2. bloeit
  3. bloeit
  4. bloeien
  5. bloeien
  6. bloeien
o.v.t.
  1. bloeide
  2. bloeide
  3. bloeide
  4. bloeiden
  5. bloeiden
  6. bloeiden
v.t.t.
  1. heb gebloeid
  2. hebt gebloeid
  3. heeft gebloeid
  4. hebben gebloeid
  5. hebben gebloeid
  6. hebben gebloeid
v.v.t.
  1. had gebloeid
  2. had gebloeid
  3. had gebloeid
  4. hadden gebloeid
  5. hadden gebloeid
  6. hadden gebloeid
o.t.t.t.
  1. zal bloeien
  2. zult bloeien
  3. zal bloeien
  4. zullen bloeien
  5. zullen bloeien
  6. zullen bloeien
o.v.t.t.
  1. zou bloeien
  2. zou bloeien
  3. zou bloeien
  4. zouden bloeien
  5. zouden bloeien
  6. zouden bloeien
diversen
  1. bloei!
  2. bloeit!
  3. gebloeid
  4. bloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bloeien

  1. bloeien

Vertaal Matrix voor bloeien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller bien bloeien; floreren; goed lopen; tot hoogconjunctuur komen flatteren; gemakkelijk gaan; goed gaan; goed staan; het goed maken; vlotten
fleurir verbloemen
prospérer bloeien; floreren; goed lopen; tot hoogconjunctuur komen gedijen; goed gaan; het goed maken; tieren; wassen
réussir bloeien; floreren; goed lopen; tot hoogconjunctuur komen aflopen; bedingen; bewerkstelligen; fiksen; fixen; flikken; goed gaan; het goed maken; klaarspelen; lappen; slagen; slagen voor; succes hebben; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
fleurir bloeien

Verwante woorden van "bloeien":


Wiktionary: bloeien

bloeien
verb
  1. het dragen van open, actieve bloeiwijzen
  2. het bijzonder goed maken
bloeien
Cross Translation:
FromToVia
bloeien prospérer boom — to be prosperous
bloeien fleurir burgeon — of plants, to bloom, bud
bloeien fleurir flourish — to thrive or grow well
bloeien fleurir; s'épanouir flower — to put forth blooms