Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. culmineren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor culmineren (Nederlands) in het Frans

culmineren:

culmineren werkwoord (culimineer, culimineert, culimineerde, culimineerden, geculimineerd)

  1. culmineren
    culminer; plafonner; atteindre son point culminant
    • culminer werkwoord (culmine, culmines, culminons, culminez, )
    • plafonner werkwoord (plafonne, plafonnes, plafonnons, plafonnez, )

Conjugations for culmineren:

o.t.t.
  1. culimineer
  2. culimineert
  3. culimineert
  4. culimineren
  5. culimineren
  6. culimineren
o.v.t.
  1. culimineerde
  2. culimineerde
  3. culimineerde
  4. culimineerden
  5. culimineerden
  6. culimineerden
v.t.t.
  1. heb geculimineerd
  2. hebt geculimineerd
  3. heeft geculimineerd
  4. hebben geculimineerd
  5. hebben geculimineerd
  6. hebben geculimineerd
v.v.t.
  1. had geculimineerd
  2. had geculimineerd
  3. had geculimineerd
  4. hadden geculimineerd
  5. hadden geculimineerd
  6. hadden geculimineerd
o.t.t.t.
  1. zal culmineren
  2. zult culmineren
  3. zal culmineren
  4. zullen culmineren
  5. zullen culmineren
  6. zullen culmineren
o.v.t.t.
  1. zou culmineren
  2. zou culmineren
  3. zou culmineren
  4. zouden culmineren
  5. zouden culmineren
  6. zouden culmineren
en verder
  1. is geculimineerd
  2. zijn geculimineerd
diversen
  1. culimineer!
  2. culimineert!
  3. geculimineerd
  4. culiminerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor culmineren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atteindre son point culminant culmineren
culminer culmineren resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in
plafonner culmineren