Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor deinen (Nederlands) in het Frans

deinen:

deinen werkwoord (dein, deint, deinde, deinden, gedeind)

  1. deinen (golven)
    secouer; osciller; balancer; chanceler; tituber; se balancer; être bercé; vaciller; être houleux
    • secouer werkwoord (secoue, secoues, secouons, secouez, )
    • osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, )
    • balancer werkwoord (balance, balances, balançons, balancez, )
    • chanceler werkwoord (chancelle, chancelles, chancelons, chancelez, )
    • tituber werkwoord (titube, titubes, titubons, titubez, )
    • se balancer werkwoord
    • être bercé werkwoord
    • vaciller werkwoord (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, )
    • être houleux werkwoord

Conjugations for deinen:

o.t.t.
  1. dein
  2. deint
  3. deint
  4. deinen
  5. deinen
  6. deinen
o.v.t.
  1. deinde
  2. deinde
  3. deinde
  4. deinden
  5. deinden
  6. deinden
v.t.t.
  1. ben gedeind
  2. bent gedeind
  3. is gedeind
  4. zijn gedeind
  5. zijn gedeind
  6. zijn gedeind
v.v.t.
  1. was gedeind
  2. was gedeind
  3. was gedeind
  4. waren gedeind
  5. waren gedeind
  6. waren gedeind
o.t.t.t.
  1. zal deinen
  2. zult deinen
  3. zal deinen
  4. zullen deinen
  5. zullen deinen
  6. zullen deinen
o.v.t.t.
  1. zou deinen
  2. zou deinen
  3. zou deinen
  4. zouden deinen
  5. zouden deinen
  6. zouden deinen
diversen
  1. dein!
  2. deint!
  3. gedeind
  4. deinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor deinen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balancer deinen; golven aan de zwerf zijn; aarzelen; balanceren; heen en weer zwaaien; in evenwicht brengen; rondzwerven; schommelen; slingeren; twijfelen; uitbalanceren; wankelen; weifelen; wiebelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken; zwerven; zwiepen
chanceler deinen; golven heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; waggelen; wankelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken
osciller deinen; golven bengelen; flakkeren; flikkeren; fluctueren; heen en weer zwaaien; oscilleren; schommelen; slingeren; variëren; vlammen; wankelen; wiebelen; wiegelen; wiegen; wriggelen; wrikken; zwaaien; zwenken
se balancer deinen; golven bengelen; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen; zwaaien; zwenken
secouer deinen; golven afkloppen; afschudden; beven; heen en weer bewegen; heen en weer zwaaien; omschudden; opschudden; schommelen; schudden; slingeren; trillen; wiegen; wriggelen; wrikken; zich ontdoen van; zwaaien; zwenken
tituber deinen; golven fluctueren; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; variëren; waggelen; wiegen; zwaaien; zwenken
vaciller deinen; golven flakkeren; flikkeren; fluctueren; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; variëren; vlammen; wankelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken
être bercé deinen; golven schommelen; wiegen
être houleux deinen; golven schommelen; wiegen

Wiktionary: deinen


Cross Translation:
FromToVia
deinen ballotter bob — move vertically at surface of water
deinen balancer; bercer; vaciller; basculer schaukeln — sich auf und ab oder hin und her bewegen
deinen bercer wiegen — jemanden oder etwas vorsichtig hin und her schaukeln
deinen ondoyer wogen — sich wellenförmig hin und her oder auf und nieder bewegen