Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. doorbrengen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doorbrengen (Nederlands) in het Frans

doorbrengen:

doorbrengen werkwoord (breng door, brengt door, bracht door, brachten door, doorgebracht)

  1. doorbrengen (besteden; slijten)
    passer le temps; passer
    • passer le temps werkwoord
    • passer werkwoord (passe, passes, passons, passez, )

Conjugations for doorbrengen:

o.t.t.
  1. breng door
  2. brengt door
  3. brengt door
  4. brengen door
  5. brengen door
  6. brengen door
o.v.t.
  1. bracht door
  2. bracht door
  3. bracht door
  4. brachten door
  5. brachten door
  6. brachten door
v.t.t.
  1. heb doorgebracht
  2. hebt doorgebracht
  3. heeft doorgebracht
  4. hebben doorgebracht
  5. hebben doorgebracht
  6. hebben doorgebracht
v.v.t.
  1. had doorgebracht
  2. had doorgebracht
  3. had doorgebracht
  4. hadden doorgebracht
  5. hadden doorgebracht
  6. hadden doorgebracht
o.t.t.t.
  1. zal doorbrengen
  2. zult doorbrengen
  3. zal doorbrengen
  4. zullen doorbrengen
  5. zullen doorbrengen
  6. zullen doorbrengen
o.v.t.t.
  1. zou doorbrengen
  2. zou doorbrengen
  3. zou doorbrengen
  4. zouden doorbrengen
  5. zouden doorbrengen
  6. zouden doorbrengen
diversen
  1. breng door!
  2. brengt door!
  3. doorgebracht
  4. doorbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor doorbrengen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passer besteden; doorbrengen; slijten aangeven; aankomen; aanlopen; aanreiken; aantrekken; aflopen; bezoeken; dichttrekken; doordrukken; doorheen reizen; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; dwars oversteken; erdoor komen; geven; inhalen; inlopen; komen aanlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; oversteken; passeren; reiken; reizen door; schenken; toestoppen; vergaan; verlenen; verlopen; verstrekken; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijrijden; voorbijvaren
passer le temps besteden; doorbrengen; slijten