Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. fokken:
  2. fok:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fokken (Nederlands) in het Frans

fokken:

fokken werkwoord (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)

  1. fokken (kweken; opfokken)
    élever; faire l'élevage de
    • élever werkwoord (élève, élèves, élevons, élevez, )
  2. fokken (telen; kweken; voortbrengen; )
    produire; cultiver
    • produire werkwoord (produis, produit, produisons, produisez, )
    • cultiver werkwoord (cultive, cultives, cultivons, cultivez, )

Conjugations for fokken:

o.t.t.
  1. fok
  2. fokt
  3. fokt
  4. fokken
  5. fokken
  6. fokken
o.v.t.
  1. fokte
  2. fokte
  3. fokte
  4. fokten
  5. fokten
  6. fokten
v.t.t.
  1. heb gefokt
  2. hebt gefokt
  3. heeft gefokt
  4. hebben gefokt
  5. hebben gefokt
  6. hebben gefokt
v.v.t.
  1. had gefokt
  2. had gefokt
  3. had gefokt
  4. hadden gefokt
  5. hadden gefokt
  6. hadden gefokt
o.t.t.t.
  1. zal fokken
  2. zult fokken
  3. zal fokken
  4. zullen fokken
  5. zullen fokken
  6. zullen fokken
o.v.t.t.
  1. zou fokken
  2. zou fokken
  3. zou fokken
  4. zouden fokken
  5. zouden fokken
  6. zouden fokken
en verder
  1. is gefokt
  2. zijn gefokt
diversen
  1. fok!
  2. fokt!
  3. gefokt
  4. fokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fokken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het fokken (doen voorttelen; aankweken)
    la culture; l'élevage
    • culture [la ~] zelfstandig naamwoord
    • élevage [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fokken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
culture aankweken; doen voorttelen; fokken aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; aanplanten; begroeiing; beplanting; beschaving; civilisatie; culture; cultuur; fok; fokkerij; geboefte; gebroed; gespuis; gewas; gewassenverbouwing; grondbewerking; kweek; kweken; plantage; planten; poten; reproductie; schorriemorrie; teelt; telen; tuig; uitschot; vegetatie; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting
élevage aankweken; doen voorttelen; fokken aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; geboefte; gebroed; gespuis; kweken; reproductie; schorriemorrie; teelt; telen; tuig; uitschot; veebedrijf; veefokkerij; veehouderij; veeteelt; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cultiver aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen beschaven; civiliseren; cultiveren; exploiteren; ontwikkelen; uitbuiten
faire l'élevage de fokken; kweken; opfokken
produire aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen baren; bevallen; een prestatie leveren; fabriceren; maken; opbrengen; ophoesten; opleveren; presteren; produceren; ter wereld brengen; vervaardigen; verwekken; voor de dag komen met; voortbrengen
élever fokken; kweken; opfokken funderen; gronden; grondvesten; grootbrengen; heffen; hoger maken; hoger worden; instellen; invoeren; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoogheffen; omhoogkomen; opheffen; ophogen; oprichten; opstijgen; optillen; opvliegen; opvoeden; stichten; tillen; verhogen; vormen

Verwante woorden van "fokken":


Wiktionary: fokken

fokken
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

fok:

fok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de fok (teelt; reproductie; voortplanting; )
    la reproduction; la culture; l'élevage; la crue
  2. de fok (veefokkerij; teelt; fokkerij; )
    l'élevage de bétail

Vertaal Matrix voor fok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crue aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting aangroeiing; aanplant; aanwas; begroeiing; gewas; vermeerdering
culture aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting aankweken; aanplant; aanplanten; begroeiing; beplanting; beschaving; civilisatie; culture; cultuur; doen voorttelen; fokken; geboefte; gebroed; gespuis; gewas; gewassenverbouwing; grondbewerking; kweek; kweken; plantage; planten; poten; schorriemorrie; telen; tuig; uitschot; vegetatie; verbouwen
reproduction aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting afschrift; duplicaat; fotokopie; kopie; teruggave; transcriptie; weergave
élevage aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting aankweken; doen voorttelen; fokken; geboefte; gebroed; gespuis; kweken; schorriemorrie; telen; tuig; uitschot; veebedrijf; veefokkerij; veehouderij; veeteelt; verbouwen
élevage de bétail aanfok; fok; fokkerij; teelt; telen; veefokkerij; verbouw; voortbrenging; voortplanting

Verwante woorden van "fok":


Wiktionary: fok

fok
noun
  1. driehoekig zeil bevestigd aan de voorstag
  2. het fokken, de teelt van dieren
  3. bril
fok
noun
  1. marine|fr voile triangulaire qui se place à l’avant du bateau et qui est utilisée par grand vent.

Cross Translation:
FromToVia
fok foc jib — basic jib

Verwante vertalingen van fokken