Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. functioneren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor functioneren (Nederlands) in het Frans

functioneren:

functioneren werkwoord (functioneer, functioneert, functioneerde, functioneerden, gefunctioneerd)

  1. functioneren
    fonctionner; marcher
    • fonctionner werkwoord (fonctionne, fonctionnes, fonctionnons, fonctionnez, )
    • marcher werkwoord (marche, marches, marchons, marchez, )

Conjugations for functioneren:

o.t.t.
  1. functioneer
  2. functioneert
  3. functioneert
  4. functioneren
  5. functioneren
  6. functioneren
o.v.t.
  1. functioneerde
  2. functioneerde
  3. functioneerde
  4. functioneerden
  5. functioneerden
  6. functioneerden
v.t.t.
  1. heb gefunctioneerd
  2. hebt gefunctioneerd
  3. heeft gefunctioneerd
  4. hebben gefunctioneerd
  5. hebben gefunctioneerd
  6. hebben gefunctioneerd
v.v.t.
  1. had gefunctioneerd
  2. had gefunctioneerd
  3. had gefunctioneerd
  4. hadden gefunctioneerd
  5. hadden gefunctioneerd
  6. hadden gefunctioneerd
o.t.t.t.
  1. zal functioneren
  2. zult functioneren
  3. zal functioneren
  4. zullen functioneren
  5. zullen functioneren
  6. zullen functioneren
o.v.t.t.
  1. zou functioneren
  2. zou functioneren
  3. zou functioneren
  4. zouden functioneren
  5. zouden functioneren
  6. zouden functioneren
diversen
  1. functioneer!
  2. functioneert!
  3. gefunctioneerd
  4. functionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

functioneren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. functioneren (werken)
    le fonctionnement

Vertaal Matrix voor functioneren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fonctionnement functioneren; werken werken; werking
- doen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fonctionner functioneren
marcher functioneren aanstaan; in werking zijn; opmarcheren; oprukken
- werken

Synoniemen voor "functioneren":


Antoniemen van "functioneren":


Verwante definities voor "functioneren":

  1. het werk verrichten waarvoor het bedoeld is1
    • het hart functioneert goed, zegt de dokter1

Wiktionary: functioneren

functioneren
verb
  1. ~ als een bepaalde functie vervullen
functioneren
verb
  1. accomplir sa fonction, en parlant d’un mécanisme, d’un organe, etc.

Cross Translation:
FromToVia
functioneren marcher; fonctionner function — to carry on a function
functioneren fonctionner funktionieren — vorschriftsmäßig arbeiten