Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gebondenheid:
  2. gebonden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebondenheid (Nederlands) in het Frans

gebondenheid:

gebondenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gebondenheid (het gebonden zijn; band; binding)
    la liaison; l'épaisseur; le rapport; la relation
  2. de gebondenheid (binding; band)
    la liaison; la relation; l'assujétissement; la sujétion; le rapport; le manque de liberté

Vertaal Matrix voor gebondenheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assujétissement band; binding; gebondenheid
liaison band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn OLE/DDE-koppeling; aaneenkoppeling; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; afgesproken ontmoeting; afspraak; akkoord; avontuurtje; band; binding; bond; bondgenootschap; connectie; contact; correlatie; federatie; gegevensbinding; koppelen; koppeling; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; slippertje; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; verhouding; verkering
manque de liberté band; binding; gebondenheid
rapport band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn aankondigen; aansluiting; akkoord; band; bekendmaken; bericht; binding; bond; bondgenootschap; connectie; correlatie; federatie; geschiedenis; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; liga; link; melden; notulen; ommegang; pact; rapport; referaat; relaas; relatie; reportage; samenhang; unie; verband; verbinding; verbond; verdichtsel; verdrag; verhaal; verhaaltje; verhouding; verkering; verslag; vertelling; vertelsel; weergave
relation band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn aansluiting; affaire; akkoord; avontuurtje; band; bekende; bekende persoon; binding; bond; bondgenootschap; connectie; contact; correlatie; federatie; kennis; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; schakel; slippertje; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; verhouding; verkering; verwantschap
sujétion band; binding; gebondenheid handenbinder; handenbindertje
épaisseur band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn dikheid; dikte; dikvloeibaarheid; lijvigheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
liaison koppelen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
liaison koppelen

Verwante woorden van "gebondenheid":


gebondenheid vorm van gebonden:

gebonden bijvoeglijk naamwoord

  1. gebonden (niet vrij)
    lié; engagé; obligé; occupé; tenu
    • lié bijvoeglijk naamwoord
    • engagé bijvoeglijk naamwoord
    • obligé bijvoeglijk naamwoord
    • occupé bijvoeglijk naamwoord
    • tenu bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor gebonden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lié aanknopen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lié gebonden; niet vrij aaneengesloten; aangesloten; een eenheid vormend; eendrachtig; eensgezind; geboeid; harmonieus; obligaat; obligatoir; onvrij; saamhorig; samenhangend; vastgebonden; vastgemaakt; verbonden; vereist; verenigd; verplicht
occupé gebonden; niet vrij actief; bedrijvig; bezet; bezig; druk; onledig; onledig houden met
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
engagé gebonden; niet vrij obligaat; obligatoir; onvrij; vereist; verplicht
obligé gebonden; niet vrij dankbaar; erkentelijk; obligaat; obligatoir; vereist; verplicht
tenu gebonden; niet vrij obligaat; obligatoir; vereist; verplicht

Verwante woorden van "gebonden":


Wiktionary: gebonden

gebonden
adjective
  1. épais, compact, dont les parties nous paraissent plus épaisses ou plus serrées.

Cross Translation:
FromToVia
gebonden lié legato — music: smoothly, in a connected manner