Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gehouden:
  2. houden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gehouden (Nederlands) in het Frans

gehouden:

gehouden bijvoeglijk naamwoord

  1. gehouden (aansprakelijk; verantwoordelijk)
    responsable

Vertaal Matrix voor gehouden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
responsable aanvoerder; directeur; hoofd; hoofdman; leider
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
responsable aansprakelijk; gehouden; verantwoordelijk toerekeningsvatbaar; verantwoordelijk

Verwante woorden van "gehouden":

  • gehoudenheid

Wiktionary: gehouden


Cross Translation:
FromToVia
gehouden obligé; tenu bound — obliged to

houden:

houden werkwoord (houd, houdt, hield, hielden, gehouden)

  1. houden (geen afstand doen van; achterhouden; inhouden)
    retenir; garder
    • retenir werkwoord (retiens, retient, retenons, retenez, )
    • garder werkwoord (garde, gardes, gardons, gardez, )

Conjugations for houden:

o.t.t.
  1. houd
  2. houdt
  3. houdt
  4. houden
  5. houden
  6. houden
o.v.t.
  1. hield
  2. hield
  3. hield
  4. hielden
  5. hielden
  6. hielden
v.t.t.
  1. heb gehouden
  2. hebt gehouden
  3. heeft gehouden
  4. hebben gehouden
  5. hebben gehouden
  6. hebben gehouden
v.v.t.
  1. had gehouden
  2. had gehouden
  3. had gehouden
  4. hadden gehouden
  5. hadden gehouden
  6. hadden gehouden
o.t.t.t.
  1. zal houden
  2. zult houden
  3. zal houden
  4. zullen houden
  5. zullen houden
  6. zullen houden
o.v.t.t.
  1. zou houden
  2. zou houden
  3. zou houden
  4. zouden houden
  5. zouden houden
  6. zouden houden
diversen
  1. houd!
  2. houdt!
  3. gehouden
  4. houdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

houden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. houden (vasthouden)
    le fait de tenir

Vertaal Matrix voor houden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait de tenir houden; vasthouden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
garder achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden behoeden; behouden; beschermen; beveiligen; bewaken; bewaren; conserveren; deponeren; gevangen zetten; handhaven; hoeden; in bescherming nemen; in de cel zetten; interneren; isoleren; leggen; neerleggen; niet laten gaan; openhouden; opsluiten; opzij leggen; patrouilleren; plaatsen; reserveren; stand houden; surveilleren; toezicht houden; toezien; van alarm voorzien; vasthouden; vastzetten; voorbehouden; vrijhouden; wegleggen; wegzetten
retenir achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden achterhouden; afhouden; aftrekken; bedaren; bedwingen; beet hebben; beheersen; beletten; bemantelen; beteugelen; blijven staan; charteren; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; gevangen zetten; handhaven; huren; in bedwang houden; in de cel zetten; in mindering brengen; inhouden; interneren; intomen; isoleren; matigen; naar zich toe trekken; niet laten gaan; onderdrukken; onthouden; opnemen; opslaan; opsluiten; reserveren; stand houden; stilhouden; stilstaan; stoppen; tegenwerken; terughouden; vasthebben; vasthouden; vastzetten; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verrekenen; versluieren; verstoppen; voorbehouden; weerhouden; wegstoppen
- behouden; bewaren; pakken

Synoniemen voor "houden":


Antoniemen van "houden":


Verwante definities voor "houden":

  1. zorgen dat het blijft1
    • je mag die foto houden1
  2. iets of iemand lief of mooi vinden1
    • de meeste ouders houden van hun kinderen1
  3. fokken en verzorgen1
    • die boer houdt kippen1
  4. het nakomen, het doen1
    • zij hield zich aan de regels1
  5. het verdragen1
    • ik houd het niet meer van de hitte1
  6. iets of iemand vasthouden1
    • ze hielden elkaar bij de hand1
  7. vast blijven zitten1
    • deze lijm houdt goed1

Wiktionary: houden

houden
verb
  1. niet laten varen, het bezit ervan niet verliezen
houden
Cross Translation:
FromToVia
houden manier; manipuler handle — to use or hold with the hand
houden tenir; serrer hold — to grasp
houden garder keep — to maintain possession of
houden conserver; garder keep — to maintain the condition of; to preserve