Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. generen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor generen (Nederlands) in het Frans

generen:

generen werkwoord (geneer, geneert, geneerde, geneerden, gegeneerd)

  1. generen (schamen)
    gêner
    • gêner werkwoord (gêne, gênes, gênons, gênez, )

Conjugations for generen:

o.t.t.
  1. geneer
  2. geneert
  3. geneert
  4. generen
  5. generen
  6. generen
o.v.t.
  1. geneerde
  2. geneerde
  3. geneerde
  4. geneerden
  5. geneerden
  6. geneerden
v.t.t.
  1. ben gegeneerd
  2. bent gegeneerd
  3. is gegeneerd
  4. zijn gegeneerd
  5. zijn gegeneerd
  6. zijn gegeneerd
v.v.t.
  1. was gegeneerd
  2. was gegeneerd
  3. was gegeneerd
  4. waren gegeneerd
  5. waren gegeneerd
  6. waren gegeneerd
o.t.t.t.
  1. zal generen
  2. zult generen
  3. zal generen
  4. zullen generen
  5. zullen generen
  6. zullen generen
o.v.t.t.
  1. zou generen
  2. zou generen
  3. zou generen
  4. zouden generen
  5. zouden generen
  6. zouden generen
diversen
  1. geneer!
  2. geneert!
  3. gegeneerd
  4. generend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor generen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gêner generen; schamen belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; dwarszitten; hinderen; lastigvallen; obstructie plegen; onmogelijk maken; op zijn hart hebben; storen; tegenwerken; teisteren; verhinderen; verstoren; vertoornen

Wiktionary: generen

generen
verb
  1. schaamte voelen