Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geschat (Nederlands) in het Frans

geschat:

geschat bijvoeglijk naamwoord

  1. geschat
    estimé

Vertaal Matrix voor geschat:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estimé geschat bepaald; een zekere; geacht; gelauwerd; geprezen; gerespecteerd; gevierd; gewaardeerd; gezegend; geëerd; geëerde; populair; zeer geachte

geschat vorm van schatten:

schatten werkwoord (schat, schatte, schatten, geschat)

  1. schatten (inschatten; bepalen; afwegen)
    estimer
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
  2. schatten (berekenen; ramen)
    calculer; estimer; chiffrer; évaluer
    • calculer werkwoord (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • chiffrer werkwoord (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )
    • évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
  3. schatten (ramen; begroten)
    estimer; évaluer; taxer
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • taxer werkwoord (taxe, taxes, taxons, taxez, )
  4. schatten (beramen; ramen; taxeren)
    estimer; évaluer; expertiser; cadastrer; concevoir; imaginer; planifier; tramer; faire une expertise
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • expertiser werkwoord
    • cadastrer werkwoord (cadastre, cadastres, cadastrons, cadastrez, )
    • concevoir werkwoord (conçois, conçoit, concevons, concevez, )
    • imaginer werkwoord (imagine, imagines, imaginons, imaginez, )
    • planifier werkwoord (planifie, planifies, planifions, planifiez, )
    • tramer werkwoord (trame, trames, tramons, tramez, )

Conjugations for schatten:

o.t.t.
  1. schat
  2. schat
  3. schat
  4. schatten
  5. schatten
  6. schatten
o.v.t.
  1. schatte
  2. schatte
  3. schatte
  4. schatten
  5. schatten
  6. schatten
v.t.t.
  1. heb geschat
  2. hebt geschat
  3. heeft geschat
  4. hebben geschat
  5. hebben geschat
  6. hebben geschat
v.v.t.
  1. had geschat
  2. had geschat
  3. had geschat
  4. hadden geschat
  5. hadden geschat
  6. hadden geschat
o.t.t.t.
  1. zal schatten
  2. zult schatten
  3. zal schatten
  4. zullen schatten
  5. zullen schatten
  6. zullen schatten
o.v.t.t.
  1. zou schatten
  2. zou schatten
  3. zou schatten
  4. zouden schatten
  5. zouden schatten
  6. zouden schatten
en verder
  1. ben geschat
  2. bent geschat
  3. is geschat
  4. zijn geschat
  5. zijn geschat
  6. zijn geschat
diversen
  1. schat!
  2. schatt!
  3. geschat
  4. schattende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schatten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de schatten (liefjes; schatjes; schattebouten)
    le chéris; le choux; le trésors; l'amours
    • chéris [le ~] zelfstandig naamwoord
    • choux [le ~] zelfstandig naamwoord
    • trésors [le ~] zelfstandig naamwoord
    • amours [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schatten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amours liefjes; schatjes; schattebouten; schatten scharrelpartijtje; vrijage
choux liefjes; schatjes; schattebouten; schatten lekkertjes; snoezepoezen; troetels
chéris liefjes; schatjes; schattebouten; schatten troetels
trésors liefjes; schatjes; schattebouten; schatten troetels
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cadastrer beramen; ramen; schatten; taxeren inschrijven; kadastreren
calculer berekenen; ramen; schatten becijferen; begroten; berekenen; calculeren; erbij rekenen; meerekenen; meetellen; preciseren; rekenen; uitrekenen; uitwerken
chiffrer berekenen; ramen; schatten becijferen; begroten; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken; versleutelen
concevoir beramen; ramen; schatten; taxeren begrijpen; beseffen; concipiëren; doorzien; doorzien hebben; in het leven roepen; inzien; maken; met het verstand vatten; onderkennen; ontwerpen; plannen; realiseren; scheppen; snappen; verstaan
estimer afwegen; begroten; bepalen; beramen; berekenen; inschatten; ramen; schatten; taxeren aannemen; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; becijferen; begroten; bepalen; beraden; berekenen; calculeren; consideren; determineren; eerbiedigen; geloven; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; iets overwegen; in acht nemen; ingeven; ontzien; op prijs stellen; overdenken; overwegen; raden; respecteren; sparen; suggereren; uitrekenen; uitwerken; vaststellen; verschonen; waarderen
expertiser beramen; ramen; schatten; taxeren
faire une expertise beramen; ramen; schatten; taxeren adviseren; afwegen; gissen; gissing maken; iets aanraden; ingeven; overdenken; overwegen; raden; suggereren
imaginer beramen; ramen; schatten; taxeren bedenken; fantaseren; plannen; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen; verdichten; verzinnen; voorwenden
planifier beramen; ramen; schatten; taxeren bedenken; beramen; plan beramen; plannen; verzinnen; zinnen
taxer begroten; ramen; schatten aanslaan; adviseren; afwegen; beraden; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; suggereren; taxeren
tramer beramen; ramen; schatten; taxeren bedenken; beramen; fantaseren; plan beramen; plannen; rasteren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen
évaluer begroten; beramen; berekenen; ramen; schatten; taxeren aanslaan; adviseren; afwegen; begroten; beraden; berekenen; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; suggereren; taxeren

Verwante woorden van "schatten":


Wiktionary: schatten

schatten
verb
  1. Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).
  2. priser quelque chose, en apprécier, en déterminer la valeur.
  3. (vieilli) régler, fixer le prix des denrées, des marchandises, de quelque autre chose que ce soit.
  4. estimer une chose quant à son prix, à sa valeur, à sa quantité, à sa durée.

Cross Translation:
FromToVia
schatten rapprochement approximation — act of approximating
schatten estimer estimate — to calculate roughly
schatten estimer prize — to consider something highly valuable