Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. grootspreken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor grootspreken (Nederlands) in het Frans

grootspreken:

grootspreken werkwoord (spreek groot, spreekt groot, sprak groot, spraken groot, grootgesproken)

  1. grootspreken (snoeven; opscheppen; opsnijden)
    fanfaronner; se vanter de
    • fanfaronner werkwoord (fanfaronne, fanfaronnes, fanfaronnons, fanfaronnez, )
    • se vanter de werkwoord
  2. grootspreken (opscheppen)
    se vanter de; se vanter; exagérer; fanfaronner; faire le fanfaron
    • se vanter de werkwoord
    • se vanter werkwoord
    • exagérer werkwoord (exagère, exagères, exagérons, exagérez, )
    • fanfaronner werkwoord (fanfaronne, fanfaronnes, fanfaronnons, fanfaronnez, )
    • faire le fanfaron werkwoord

Conjugations for grootspreken:

o.t.t.
  1. spreek groot
  2. spreekt groot
  3. spreekt groot
  4. spreken groot
  5. spreken groot
  6. spreken groot
o.v.t.
  1. sprak groot
  2. sprak groot
  3. sprak groot
  4. spraken groot
  5. spraken groot
  6. spraken groot
v.t.t.
  1. heb grootgesproken
  2. hebt grootgesproken
  3. heeft grootgesproken
  4. hebben grootgesproken
  5. hebben grootgesproken
  6. hebben grootgesproken
v.v.t.
  1. had grootgesproken
  2. had grootgesproken
  3. had grootgesproken
  4. hadden grootgesproken
  5. hadden grootgesproken
  6. hadden grootgesproken
o.t.t.t.
  1. zal grootspreken
  2. zult grootspreken
  3. zal grootspreken
  4. zullen grootspreken
  5. zullen grootspreken
  6. zullen grootspreken
o.v.t.t.
  1. zou grootspreken
  2. zou grootspreken
  3. zou grootspreken
  4. zouden grootspreken
  5. zouden grootspreken
  6. zouden grootspreken
diversen
  1. spreek groot!
  2. spreekt groot!
  3. grootgesproken
  4. grootsprekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor grootspreken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
se vanter de beroemen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exagérer grootspreken; opscheppen aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven
faire le fanfaron grootspreken; opscheppen beroemen; brallen; roem dragen
fanfaronner grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven beroemen; brallen; roem dragen
se vanter grootspreken; opscheppen beroemen; brallen; roem dragen
se vanter de grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven beroemen; bogen; bogen op; brallen; roem dragen; zich kunnen beroemen op