Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. herder:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor herder (Nederlands) in het Frans

herder:

herder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de herder
    le berger
    • berger [le ~] zelfstandig naamwoord

herder [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de herder (veehoeder)
    le gardeur de bestiaux; le berger

Vertaal Matrix voor herder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berger herder; veehoeder herdershond; hoeder; schaapherder; schapenhoeder; scheper; schepershond
gardeur de bestiaux herder; veehoeder veehoeder

Verwante woorden van "herder":

  • herders, herdertje

Wiktionary: herder

herder
noun
  1. berger ; pâtre. — note Dans cette acception, il ne se dit guère qu’en parlant des peuples anciens et dans le style poétique.
  2. éleva|fr Celui qui garde, qui fait paître des troupeaux de bœufs, de vaches, de chèvres, etc.

Cross Translation:
FromToVia
herder éleveur de bétail herdsman — a person who tends livestock, especially cows and sheep
herder berger; bergère; pasteur; pâtre; pastoureau shepherd — a person who tends sheep
herder pasteur HirteLandwirtschaft: Besitzer und Hüter einer Tierherde

Verwante vertalingen van herder