Nederlands

Uitgebreide vertaling voor indammen (Nederlands) in het Frans

indammen:

indammen werkwoord (dam in, damt in, damde in, damden in, ingedamd)

  1. indammen (beperken; inkapselen; limiteren; inperken)
    limiter; englober; comprendre; endiguer; barrer; contenir; envelopper; maîtriser; contrecarrer; s'opposer à; résister à; faire obstacle à
    • limiter werkwoord (limite, limites, limitons, limitez, )
    • englober werkwoord (englobe, englobes, englobons, englobez, )
    • comprendre werkwoord (comprends, comprend, comprenons, comprenez, )
    • endiguer werkwoord (endigue, endigues, endiguons, endiguez, )
    • barrer werkwoord (barre, barres, barrons, barrez, )
    • contenir werkwoord (contiens, contient, contenons, contenez, )
    • envelopper werkwoord (enveloppe, enveloppes, enveloppons, enveloppez, )
    • maîtriser werkwoord (maîtrise, maîtrises, maîtrisons, maîtrisez, )
    • contrecarrer werkwoord (contrecarre, contrecarres, contrecarrons, contrecarrez, )
    • s'opposer à werkwoord
    • résister à werkwoord
    • faire obstacle à werkwoord
  2. indammen (indijken)
    endiguer; borner; délimiter; contenir
    • endiguer werkwoord (endigue, endigues, endiguons, endiguez, )
    • borner werkwoord (borne, bornes, bornons, bornez, )
    • délimiter werkwoord (délimite, délimites, délimitons, délimitez, )
    • contenir werkwoord (contiens, contient, contenons, contenez, )

Conjugations for indammen:

o.t.t.
  1. dam in
  2. damt in
  3. damt in
  4. dammen in
  5. dammen in
  6. dammen in
o.v.t.
  1. damde in
  2. damde in
  3. damde in
  4. damden in
  5. damden in
  6. damden in
v.t.t.
  1. heb ingedamd
  2. hebt ingedamd
  3. heeft ingedamd
  4. hebben ingedamd
  5. hebben ingedamd
  6. hebben ingedamd
v.v.t.
  1. had ingedamd
  2. had ingedamd
  3. had ingedamd
  4. hadden ingedamd
  5. hadden ingedamd
  6. hadden ingedamd
o.t.t.t.
  1. zal indammen
  2. zult indammen
  3. zal indammen
  4. zullen indammen
  5. zullen indammen
  6. zullen indammen
o.v.t.t.
  1. zou indammen
  2. zou indammen
  3. zou indammen
  4. zouden indammen
  5. zouden indammen
  6. zouden indammen
en verder
  1. ben ingedamd
  2. bent ingedamd
  3. is ingedamd
  4. zijn ingedamd
  5. zijn ingedamd
  6. zijn ingedamd
diversen
  1. dam in!
  2. damt in!
  3. ingedamd
  4. indammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

indammen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. indammen (tegengaan; afdammen)
    l'endiguement; le contre

Vertaal Matrix voor indammen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contre afdammen; indammen; tegengaan
endiguement afdammen; indammen; tegengaan
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barrer beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afbakenen; afpalen; afsluiten; afzetten; barricaderen; begrenzen; blokkeren; doorstrepen; dwarsbomen; dwarsliggen; kruisen; laveren; naar einde toewerken; omlijnen; stremmen; tegen de wind in varen; tegenwerken; versperren
borner indammen; indijken afbakenen; afdekken; afgrenzen; afpalen; afschermen; afschutten; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; inperken; omlijnen; van grenzen voorzien
comprendre beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren beginnen te snappen; begrijpen; beslaan; bestaan uit; doorhebben; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; inleven; invoelen; inzien; meeleven; meerekenen; meetellen; met het verstand vatten; omvatten; ruimte innemen; snappen; verstaan; voelen
contenir beperken; indammen; indijken; inkapselen; inperken; limiteren afgrenzen; afhouden; bedwingen; begrenzen; beteugelen; bevatten; in bedwang houden; inhouden; omvatten; van grenzen voorzien; weren
contrecarrer beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afhouden; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; een kruis slaan; ervanaf houden; hinderen; kruisen; laveren; onmogelijk maken; storen; tegen de wind in varen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; weerhouden; weerstreven
délimiter indammen; indijken afgrenzen; afsluiten; begrenzen; beknotten; beperken; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; inperken; nader omschrijven; ophouden; preciseren; stoppen; van grenzen voorzien
endiguer beperken; indammen; indijken; inkapselen; inperken; limiteren bedijken
englober beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren overkoepelen
envelopper beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren bedekken; bemantelen; bijsluiten; bijvoegen; emballeren; hullen; inhullen; inkapselen; inkleden; inpakken; inpalmen; insluiten; inwikkelen; maskeren; om het lijf binden; ombinden; omcirkelen; omhullen; omsingelen; omsluiten; omwikkelen; omwinden; toevoegen; van afsluitende laag voorzien; verhullen; verpakken; versluieren; wikkelen
faire obstacle à beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren belemmeren; beletten; hinderen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; voorkomen; voorkómen
limiter beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afgrenzen; afsluiten; begrenzen; beknotten; beperken; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; inperken; ophouden; stoppen; van grenzen voorzien
maîtriser beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heersen; in bedwang houden; intomen; leerstof beheersen; macht uitoefenen; matigen; onder de knie hebben; onder gezag brengen; onderdrukken; onderwerpen; overheersen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; regeren; terughouden; zich meester maken van
résister à beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afweren; bestand zijn tegen; iets weerstaan; verdedigen; verweren; weerstaan; weren
s'opposer à beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren obstructie plegen; opponeren; tegengaan; tegenspreken; tegenstreven; tegenwerken; tegenwerpen; weerstreven
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contre anti; contra; ertegenaan; tegen; versus

Wiktionary: indammen

indammen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens