Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inkapselen (Nederlands) in het Frans

inkapselen:

inkapselen werkwoord (kapsel in, kapselt in, kapselde in, kapselden in, ingekapseld)

  1. inkapselen (van afsluitende laag voorzien)
    envelopper; appliquer une couche étanchant
    • envelopper werkwoord (enveloppe, enveloppes, enveloppons, enveloppez, )
  2. inkapselen (beperken; limiteren; inperken; indammen)
    limiter; englober; comprendre; endiguer; barrer; contenir; envelopper; maîtriser; contrecarrer; s'opposer à; résister à; faire obstacle à
    • limiter werkwoord (limite, limites, limitons, limitez, )
    • englober werkwoord (englobe, englobes, englobons, englobez, )
    • comprendre werkwoord (comprends, comprend, comprenons, comprenez, )
    • endiguer werkwoord (endigue, endigues, endiguons, endiguez, )
    • barrer werkwoord (barre, barres, barrons, barrez, )
    • contenir werkwoord (contiens, contient, contenons, contenez, )
    • envelopper werkwoord (enveloppe, enveloppes, enveloppons, enveloppez, )
    • maîtriser werkwoord (maîtrise, maîtrises, maîtrisons, maîtrisez, )
    • contrecarrer werkwoord (contrecarre, contrecarres, contrecarrons, contrecarrez, )
    • s'opposer à werkwoord
    • résister à werkwoord
    • faire obstacle à werkwoord
  3. inkapselen

Conjugations for inkapselen:

o.t.t.
  1. kapsel in
  2. kapselt in
  3. kapselt in
  4. kapselen in
  5. kapselen in
  6. kapselen in
o.v.t.
  1. kapselde in
  2. kapselde in
  3. kapselde in
  4. kapselden in
  5. kapselden in
  6. kapselden in
v.t.t.
  1. heb ingekapseld
  2. hebt ingekapseld
  3. heeft ingekapseld
  4. hebben ingekapseld
  5. hebben ingekapseld
  6. hebben ingekapseld
v.v.t.
  1. had ingekapseld
  2. had ingekapseld
  3. had ingekapseld
  4. hadden ingekapseld
  5. hadden ingekapseld
  6. hadden ingekapseld
o.t.t.t.
  1. zal inkapselen
  2. zult inkapselen
  3. zal inkapselen
  4. zullen inkapselen
  5. zullen inkapselen
  6. zullen inkapselen
o.v.t.t.
  1. zou inkapselen
  2. zou inkapselen
  3. zou inkapselen
  4. zouden inkapselen
  5. zouden inkapselen
  6. zouden inkapselen
en verder
  1. ben ingekapseld
  2. bent ingekapseld
  3. is ingekapseld
  4. zijn ingekapseld
  5. zijn ingekapseld
  6. zijn ingekapseld
diversen
  1. kapsel in!
  2. kapselt in!
  3. ingekapseld
  4. inkapselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inkapselen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appliquer une couche étanchant inkapselen; van afsluitende laag voorzien
barrer beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afbakenen; afpalen; afsluiten; afzetten; barricaderen; begrenzen; blokkeren; doorstrepen; dwarsbomen; dwarsliggen; kruisen; laveren; naar einde toewerken; omlijnen; stremmen; tegen de wind in varen; tegenwerken; versperren
comprendre beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren beginnen te snappen; begrijpen; beslaan; bestaan uit; doorhebben; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; inleven; invoelen; inzien; meeleven; meerekenen; meetellen; met het verstand vatten; omvatten; ruimte innemen; snappen; verstaan; voelen
contenir beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afgrenzen; afhouden; bedwingen; begrenzen; beteugelen; bevatten; in bedwang houden; indammen; indijken; inhouden; omvatten; van grenzen voorzien; weren
contrecarrer beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afhouden; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; een kruis slaan; ervanaf houden; hinderen; kruisen; laveren; onmogelijk maken; storen; tegen de wind in varen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; weerhouden; weerstreven
encapsuler inkapselen
endiguer beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren bedijken; indammen; indijken
englober beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren overkoepelen
envelopper beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; van afsluitende laag voorzien bedekken; bemantelen; bijsluiten; bijvoegen; emballeren; hullen; inhullen; inkleden; inpakken; inpalmen; insluiten; inwikkelen; maskeren; om het lijf binden; ombinden; omcirkelen; omhullen; omsingelen; omsluiten; omwikkelen; omwinden; toevoegen; verhullen; verpakken; versluieren; wikkelen
faire obstacle à beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren belemmeren; beletten; hinderen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; voorkomen; voorkómen
limiter beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afgrenzen; afsluiten; begrenzen; beknotten; beperken; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; inperken; ophouden; stoppen; van grenzen voorzien
maîtriser beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heersen; in bedwang houden; intomen; leerstof beheersen; macht uitoefenen; matigen; onder de knie hebben; onder gezag brengen; onderdrukken; onderwerpen; overheersen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; regeren; terughouden; zich meester maken van
résister à beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afweren; bestand zijn tegen; iets weerstaan; verdedigen; verweren; weerstaan; weren
s'opposer à beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren obstructie plegen; opponeren; tegengaan; tegenspreken; tegenstreven; tegenwerken; tegenwerpen; weerstreven

Wiktionary: inkapselen


Cross Translation:
FromToVia
inkapselen encapsuler encapsulate — to cover as if in a capsule
inkapselen encapsuler encapsulate — object-oriented programming: To enclose objects in a common interface