Nederlands

Uitgebreide vertaling voor insluiten (Nederlands) in het Frans

insluiten:

insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)

  1. insluiten (bijsluiten; toevoegen; bijvoegen)
    inclure; ajouter; envelopper
    • inclure werkwoord (inclus, inclut, incluons, incluez, )
    • ajouter werkwoord (ajoute, ajoutes, ajoutons, ajoutez, )
    • envelopper werkwoord (enveloppe, enveloppes, enveloppons, enveloppez, )
  2. insluiten (omsingelen; omsluiten)
    entourer; cerner; encercler; environner
    • entourer werkwoord (entoure, entoures, entourons, entourez, )
    • cerner werkwoord (cerne, cernes, cernons, cernez, )
    • encercler werkwoord (encercle, encercles, encerclons, encerclez, )
    • environner werkwoord (environne, environnes, environnons, environnez, )
  3. insluiten
    incorporer
    • incorporer werkwoord (incorpore, incorpores, incorporons, incorporez, )

Conjugations for insluiten:

o.t.t.
  1. sluit in
  2. sluit in
  3. sluit in
  4. sluiten in
  5. sluiten in
  6. sluiten in
o.v.t.
  1. sloot in
  2. sloot in
  3. sloot in
  4. sloten in
  5. sloten in
  6. sloten in
v.t.t.
  1. heb ingesloten
  2. hebt ingesloten
  3. heeft ingesloten
  4. hebben ingesloten
  5. hebben ingesloten
  6. hebben ingesloten
v.v.t.
  1. had ingesloten
  2. had ingesloten
  3. had ingesloten
  4. hadden ingesloten
  5. hadden ingesloten
  6. hadden ingesloten
o.t.t.t.
  1. zal insluiten
  2. zult insluiten
  3. zal insluiten
  4. zullen insluiten
  5. zullen insluiten
  6. zullen insluiten
o.v.t.t.
  1. zou insluiten
  2. zou insluiten
  3. zou insluiten
  4. zouden insluiten
  5. zouden insluiten
  6. zouden insluiten
en verder
  1. ben ingesloten
  2. bent ingesloten
  3. is ingesloten
  4. zijn ingesloten
  5. zijn ingesloten
  6. zijn ingesloten
diversen
  1. sluit in!
  2. sluit in!
  3. ingesloten
  4. insluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor insluiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ajouter bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen aan mengsel toevoegen; aansluiten; aanvullen; bijdoen; bijleggen; bijmengen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; bijvullen; completeren; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; extra betalen; geld toe leggen; inbrengen; invoegen; meebetalen; optellen; toevoegen; voegen; voltallig maken; vullen
cerner insluiten; omsingelen; omsluiten omgeven; omringen
encercler insluiten; omsingelen; omsluiten draaien om; een cirkel tekenen om; omcirkelen; omheenrijden; omsingelen; omsluiten
entourer insluiten; omsingelen; omsluiten afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; draaien om; een cirkel tekenen om; omboorden; omcirkelen; omgeven; omheenrijden; omleiden; omlijnen; omringen; omsingelen; omsluiten; omtrekken
envelopper bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen bedekken; bemantelen; beperken; emballeren; hullen; indammen; inhullen; inkapselen; inkleden; inpakken; inpalmen; inperken; inwikkelen; limiteren; maskeren; om het lijf binden; ombinden; omcirkelen; omhullen; omsingelen; omsluiten; omwikkelen; omwinden; van afsluitende laag voorzien; verhullen; verpakken; versluieren; wikkelen
environner insluiten; omsingelen; omsluiten omgeven; omringen
inclure bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; erbij voegen; meeberekenen; meerekenen; meetellen; rekenen tot; toevoegen
incorporer insluiten aanvullen; absorberen; completeren; inbouwen; inbrengen; incorporeren; inlijven; invoegen; ontgroenen; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen; toevoegen; voltallig maken

Wiktionary: insluiten

insluiten
verb
  1. opsluiten in iets
  2. iets omgeven
  3. iets bijvoegen
insluiten
verb
  1. Faire entrer dans un ensemble
  2. mettre ou disposer autour ; être ou se tenir autour de.
  3. envelopper, engager, en parlant d’un crime ou de quelque affaire fâcheux.
  4. Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).

Cross Translation:
FromToVia
insluiten entourer surround — to encircle something or simultaneously extend in all directions
insluiten enceindre surround — to enclose to prevent escape