Nederlands

Uitgebreide vertaling voor instigeren (Nederlands) in het Frans

instigeren:

instigeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. instigeren (opwekken)
    l'excitation; l'instigation

instigeren werkwoord (instigeer, instigeert, instigeerde, instigeerden, geïnstigeerd)

  1. instigeren (aanzetten tot; provoceren)
    provoquer; stimuler; encourager; éperonner; inciter; exciter; aiguiser; animer; activer; attiser; inciter à; aiguillonner; être l'instigateur de
    • provoquer werkwoord (provoque, provoques, provoquons, provoquez, )
    • stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • encourager werkwoord (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • éperonner werkwoord (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
    • inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, )
    • exciter werkwoord (excite, excites, excitons, excitez, )
    • aiguiser werkwoord (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, )
    • animer werkwoord (anime, animes, animons, animez, )
    • activer werkwoord (active, actives, activons, activez, )
    • attiser werkwoord (attise, attises, attisons, attisez, )
    • inciter à werkwoord
    • aiguillonner werkwoord (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, )

Conjugations for instigeren:

o.t.t.
  1. instigeer
  2. instigeert
  3. instigeert
  4. instigeren
  5. instigeren
  6. instigeren
o.v.t.
  1. instigeerde
  2. instigeerde
  3. instigeerde
  4. instigeerden
  5. instigeerden
  6. instigeerden
v.t.t.
  1. heb geïnstigeerd
  2. hebt geïnstigeerd
  3. heeft geïnstigeerd
  4. hebben geïnstigeerd
  5. hebben geïnstigeerd
  6. hebben geïnstigeerd
v.v.t.
  1. had geïnstigeerd
  2. had geïnstigeerd
  3. had geïnstigeerd
  4. hadden geïnstigeerd
  5. hadden geïnstigeerd
  6. hadden geïnstigeerd
o.t.t.t.
  1. zal instigeren
  2. zult instigeren
  3. zal instigeren
  4. zullen instigeren
  5. zullen instigeren
  6. zullen instigeren
o.v.t.t.
  1. zou instigeren
  2. zou instigeren
  3. zou instigeren
  4. zouden instigeren
  5. zouden instigeren
  6. zouden instigeren
en verder
  1. is geïnstigeerd
diversen
  1. instigeer!
  2. instigeert!
  3. geïnstigeerd
  4. instigerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor instigeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
excitation instigeren; opwekken aanmoediging; aansporen; aansporing; aanstoken; agitatie; beroering; geilheid; gewoel; hitsigheid; lust; ongedurigheid; onrust; onrustigheid; opgewondenheid; ophitsen; oproer; opruiing; opstand; opstoken; opstokerij; opstootje; opwekking; rel; steun; stimulans; volksoproer; vuistgevecht; zin
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
inciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
instigation instigeren; opwekken aanstichting; aanzet; animering; instigatie; opwekking; prikkel; uitlokking; veroorzaking
stimuler aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
activer aanzetten tot; instigeren; provoceren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; initiëren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; poken; porren; prikkelen; starten; stimuleren; stoken; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
aiguillonner aanzetten tot; instigeren; provoceren aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; motiveren; opdrijven; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; opzwepen; prikkelen; sterk prikkelen; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
aiguiser aanzetten tot; instigeren; provoceren aanhalen; aanpunten; aanslijpen; aansporen; aanzetten; animeren; opwekken; opwinden; prikkelen; scherp maken; scherpen; slijpen; stimuleren; verscherpen; wetten
animer aanzetten tot; instigeren; provoceren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; motiveren; opjutten; opleven; oppeppen; opwekken; porren; prikkelen; reanimeren; stimuleren; toemoedigen; tot leven wekken; verlevendigen; wakker schudden
attiser aanzetten tot; instigeren; provoceren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; agiteren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; porren; prikkelen; roeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
encourager aanzetten tot; instigeren; provoceren aanblazen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; moed inspreken; motiveren; opdrijven; oppoken; opstoken; poken; prikkelen; stimuleren; stoken; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
exciter aanzetten tot; instigeren; provoceren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; animeren; bemoedigen; bezielen; iets aanstoken; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; stimuleren; stoken; toejuichen; toemoedigen
inciter aanzetten tot; instigeren; provoceren aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
inciter à aanzetten tot; instigeren; provoceren aanblazen; aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; animeren; iets aanstoken; motiveren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opstoken; poken; porren; provoceren; stimuleren; stoken; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
provoquer aanzetten tot; instigeren; provoceren aandoen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanzetten; animeren; ontlokken; ophitsen; provoceren; stimuleren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken; verwekken
stimuler aanzetten tot; instigeren; provoceren aanblazen; aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzwiepen; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; motiveren; opdrijven; opkrikken; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
éperonner aanzetten tot; instigeren; provoceren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; animeren; bonken; hameren; iemand motiveren; opjutten; porren; prikkelen; rammen; slaan; stimuleren
être l'instigateur de aanzetten tot; instigeren; provoceren aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren; teweegbrengen; veroorzaken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
activer inschakelen

Wiktionary: instigeren

instigeren
verb
  1. (overgankelijk) aansporen