Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor interfereren (Nederlands) in het Frans

interfereren:

interfereren werkwoord (interfereer, interfereert, interfereerde, interfereerden, geïnterfereerd)

  1. interfereren (tussenbeide komen; interveniëren; tussenkomen; )
    intervenir; intercéder; intercéder en faveur de qn; s'interposer; s'entremettre
    • intervenir werkwoord (interviens, intervient, intervenons, intervenez, )
    • intercéder werkwoord (intercède, intercèdes, intercédons, intercédez, )
    • s'interposer werkwoord
    • s'entremettre werkwoord

Conjugations for interfereren:

o.t.t.
  1. interfereer
  2. interfereert
  3. interfereert
  4. interfereren
  5. interfereren
  6. interfereren
o.v.t.
  1. interfereerde
  2. interfereerde
  3. interfereerde
  4. interfereerden
  5. interfereerden
  6. interfereerden
v.t.t.
  1. heb geïnterfereerd
  2. hebt geïnterfereerd
  3. heeft geïnterfereerd
  4. hebben geïnterfereerd
  5. hebben geïnterfereerd
  6. hebben geïnterfereerd
v.v.t.
  1. had geïnterfereerd
  2. had geïnterfereerd
  3. had geïnterfereerd
  4. hadden geïnterfereerd
  5. hadden geïnterfereerd
  6. hadden geïnterfereerd
o.t.t.t.
  1. zal interfereren
  2. zult interfereren
  3. zal interfereren
  4. zullen interfereren
  5. zullen interfereren
  6. zullen interfereren
o.v.t.t.
  1. zou interfereren
  2. zou interfereren
  3. zou interfereren
  4. zouden interfereren
  5. zouden interfereren
  6. zouden interfereren
en verder
  1. is geïnterfereerd
diversen
  1. interfereer!
  2. interfereert!
  3. geïnterfereerd
  4. interfererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor interfereren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intercéder bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen
intercéder en faveur de qn bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen
intervenir bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; fungeren; in de rede vallen; inmengen; interrumperen; mengen; onderbreken; optreden als; tussenspringen
s'entremettre bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen in de rede vallen; interrumperen; onderbreken
s'interposer bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; in de rede vallen; inmengen; interrumperen; mengen; onderbreken