Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kiften:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kiften (Nederlands) in het Frans

kiften:

kiften werkwoord (kift, kiftte, kiftten, gekift)

  1. kiften (ruzie maken; ruziën; twisten; krakelen; kijven)
    se disputer; se quereller; argumenter; se chamailler
    • se disputer werkwoord
    • se quereller werkwoord
    • argumenter werkwoord (argumente, argumentes, argumentons, argumentez, )
    • se chamailler werkwoord
  2. kiften (kibbelen)

Conjugations for kiften:

o.t.t.
  1. kift
  2. kift
  3. kift
  4. kiften
  5. kiften
  6. kiften
o.v.t.
  1. kiftte
  2. kiftte
  3. kiftte
  4. kiftten
  5. kiftten
  6. kiftten
v.t.t.
  1. heb gekift
  2. hebt gekift
  3. heeft gekift
  4. hebben gekift
  5. hebben gekift
  6. hebben gekift
v.v.t.
  1. had gekift
  2. had gekift
  3. had gekift
  4. hadden gekift
  5. hadden gekift
  6. hadden gekift
o.t.t.t.
  1. zal kiften
  2. zult kiften
  3. zal kiften
  4. zullen kiften
  5. zullen kiften
  6. zullen kiften
o.v.t.t.
  1. zou kiften
  2. zou kiften
  3. zou kiften
  4. zouden kiften
  5. zouden kiften
  6. zouden kiften
diversen
  1. kift!
  2. kift!
  3. gekift
  4. kiftend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kiften:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
argumenter kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten argumenteren; beredeneren; betogen; beweren; debatteren; demonstreren; discussiëren; disputeren; pretenderen; redeneren; redetwisten; stellen; twisten; verklaren; voorgeven
se chamailler kibbelen; kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
se disputer kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten bakkeleien; bekvechten; beledigen; hakketakken; ruzieën; schelden; twisten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden
se quereller kibbelen; kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten bakkeleien; beledigen; duelleren; kampen; knokken; matten; schelden; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; vechten