Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klemmend (Nederlands) in het Frans

klemmend:

klemmend bijvoeglijk naamwoord

  1. klemmend (urgent; dringend; met spoed; spoedeisend)
    urgent; avec urgence; pressant; imminent; serré; pressé; d'urgence
  2. klemmend (klemzittend; knellend)
    bien serré
  3. klemmend (nadrukkelijk; uitdrukkelijk; met nadruk; met klem)
    explicitement; explicite; exprès; expressément; scrupuleux; formellement; formelle; avec insistance; précis; ponctuel; précisément; exact; scrupuleusement; formel; ponctuellement; scrupuleuse
  4. klemmend (overtuigend; afdoend)
    convaincant

Vertaal Matrix voor klemmend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exprès expresbrief; exprespost; expresse; spoedstuk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avec insistance klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk doordringend; indringend; schel klinkend; scherp
avec urgence dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent
bien serré klemmend; klemzittend; knellend
convaincant afdoend; klemmend; overtuigend aannemelijk; acceptabel; afdoend; beslissend; geloofwaardig; overtuigend; plausibel; waarschijnlijk
d'urgence dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent broodnodig; hoognodig; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
exact klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk accuraat; bindend; conscientieus; correct; dwingend; exact; gedetailleerd; goed; haarfijn; juist; kloppend; krek; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; uitgerekend; voorzichtig; waar; zorgvuldig
explicite klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk expliciet; krachtig; nadrukkelijk; nadrukkelijke
explicitement klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk krachtig; nadrukkelijk; nadrukkelijke
expressément klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk
exprès klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk bewust; expres; intentioneel; met opzet; moedwillig; opzettelijk; voorbedacht; weloverwogen
formel klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk absoluut; ambtelijk; bindend; dwingend; formeel; krachtig; nadrukkelijk; officieel; onvoorwaardelijk; pertinent; streng; strikt; stringent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; vormelijk; zeker
formelle klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk
formellement klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk absoluut; krachtig; nadrukkelijk; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
imminent dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent
ponctuel klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk exact; precies; punctueel; stipt; strikt
ponctuellement klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk exact; precies; punctueel; stipt; strikt
pressant dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent broodnodig; eng; hoognodig; lastig; met een groot gewicht; moeilijk; nauw; niet makkelijk; ongemakkelijk; smal; smalletjes; van geringe breedte; zwaar
pressé dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; haastend; haastig; ijlings; inderhaast; jachtig; uitgedrukt; uitgeknepen
précis klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk accuraat; bindend; conscientieus; correct; dwingend; exact; gedetailleerd; goed; juist; krek; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; omlijnd; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; trefzeker; voorzichtig; zorgvuldig
précisément klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk accuraat; bindend; conscientieus; correct; dwingend; exact; gedetailleerd; goed; juist; krek; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; secuur; streng; strikt; stringent; zorgvuldig
scrupuleuse klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk
scrupuleusement klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk accuraat; angstvallig; conscientieus; consciëntieus; gewetensvol; met zorg; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; scrupuleus; secuur; stipt; voorzichtig; zorgvuldig
scrupuleux klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk accuraat; angstvallig; conscientieus; consciëntieus; gewetensvol; integer; met zorg; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onbesproken; onkreukbaar; precies; rechtschapen; scrupuleus; secuur; stipt; voorzichtig; zorgvuldig
serré dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent beklemd; bekneld; bekrompen; benepen; chagrijnig; eng; geklemd; kleingeestig; kleinzielig; klemgereden; klemgezet; knorrig; korzelig; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; smal; smalletjes; stijfkoppig; strak; stug; taai; van geringe breedte
urgent dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent acuut

klemmen:

klemmen werkwoord (klem, klemt, klemde, klemden, geklemd)

  1. klemmen (omklemmen; knellen)
    serrer; saisir; coincer; pincer; presser; tordre; comprimer; happer; compresser
    • serrer werkwoord (serre, serres, serrons, serrez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • coincer werkwoord (coince, coinces, coinçons, coincez, )
    • pincer werkwoord (pince, pinces, pinçons, pincez, )
    • presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, )
    • tordre werkwoord (tords, tord, tordons, tordez, )
    • comprimer werkwoord (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, )
    • happer werkwoord (happe, happes, happons, happez, )
    • compresser werkwoord (compresse, compresses, compressons, compressez, )

Conjugations for klemmen:

o.t.t.
  1. klem
  2. klemt
  3. klemt
  4. klemmen
  5. klemmen
  6. klemmen
o.v.t.
  1. klemde
  2. klemde
  3. klemde
  4. klemden
  5. klemden
  6. klemden
v.t.t.
  1. heb geklemd
  2. hebt geklemd
  3. heeft geklemd
  4. hebben geklemd
  5. hebben geklemd
  6. hebben geklemd
v.v.t.
  1. had geklemd
  2. had geklemd
  3. had geklemd
  4. hadden geklemd
  5. hadden geklemd
  6. hadden geklemd
o.t.t.t.
  1. zal klemmen
  2. zult klemmen
  3. zal klemmen
  4. zullen klemmen
  5. zullen klemmen
  6. zullen klemmen
o.v.t.t.
  1. zou klemmen
  2. zou klemmen
  3. zou klemmen
  4. zouden klemmen
  5. zouden klemmen
  6. zouden klemmen
en verder
  1. is geklemd
diversen
  1. klem!
  2. klemt!
  3. geklemd
  4. klemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klemmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
serrer aanschroeven; vastschroeven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coincer klemmen; knellen; omklemmen afklemmen; afknijpen; knellen; strak zitten
compresser klemmen; knellen; omklemmen comprimeren; fijndrukken; inpakken; knellen; platdrukken; platmaken; pletten; samendrukken; samenpersen; strak zitten; vasthouden; vastklemmen; vastknellen
comprimer klemmen; knellen; omklemmen comprimeren; fijndrukken; inpersen; insnoeren; kleiner maken; knellen; platdrukken; platmaken; pletten; samendrukken; samenpersen; strak zitten; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verkleinen
happer klemmen; knellen; omklemmen
pincer klemmen; knellen; omklemmen dichtknijpen; grijpen; klauwen; knellen; leegknijpen; pakken; strak zitten; tokkelen; uitdrukken; uitknijpen; vangen; vastknijpen; vatten; verstrikken
presser klemmen; knellen; omklemmen aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; knellen; leegknijpen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
saisir klemmen; knellen; omklemmen aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; binden; boeien; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; fascineren; frapperen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in hechtenis nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; inzien; ketenen; klauwen; kluisteren; met handen omvatten; met het verstand vatten; omspannen; onderkennen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; oppakken; opvangen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen
serrer klemmen; knellen; omklemmen aandraaien; aandrukken; aanschroeven; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichtschroeven; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemzetten; knellen; knuffelen; liefkozen; met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; oprekken; overspannen; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdraaien; vastdrukken; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen; vastschroeven
tordre klemmen; knellen; omklemmen ineendraaien; knellen; ontwrichten; strak zitten; uitwringen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verdraaien; verstuiken; verwringen; verzwikken; wriggelen; wrikken; wringen; zich wringen; zwikken

Verwante woorden van "klemmen":


Wiktionary: klemmen

klemmen
verb
  1. serrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.

Cross Translation:
FromToVia
klemmen presser; comprimer; tasser; serrer squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once