Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. klieren:
  2. klier:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klieren (Nederlands) in het Frans

klieren:

klieren werkwoord (klier, kliert, klierde, klierden, geklierd)

  1. klieren (griepen; etteren; zeiken)
    asticoter; rabâcher; geindre; enquiquiner
    • asticoter werkwoord (asticote, asticotes, asticotons, asticotez, )
    • rabâcher werkwoord (rabâche, rabâches, rabâchons, rabâchez, )
    • geindre werkwoord (geins, geint, geignons, geignez, )
    • enquiquiner werkwoord (enquiquine, enquiquines, enquiquinons, enquiquinez, )

Conjugations for klieren:

o.t.t.
  1. klier
  2. kliert
  3. kliert
  4. klieren
  5. klieren
  6. klieren
o.v.t.
  1. klierde
  2. klierde
  3. klierde
  4. klierden
  5. klierden
  6. klierden
v.t.t.
  1. heb geklierd
  2. hebt geklierd
  3. heeft geklierd
  4. hebben geklierd
  5. hebben geklierd
  6. hebben geklierd
v.v.t.
  1. had geklierd
  2. had geklierd
  3. had geklierd
  4. hadden geklierd
  5. hadden geklierd
  6. hadden geklierd
o.t.t.t.
  1. zal klieren
  2. zult klieren
  3. zal klieren
  4. zullen klieren
  5. zullen klieren
  6. zullen klieren
o.v.t.t.
  1. zou klieren
  2. zou klieren
  3. zou klieren
  4. zouden klieren
  5. zouden klieren
  6. zouden klieren
diversen
  1. klier!
  2. kliert!
  3. geklierd
  4. klierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asticoter etteren; griepen; klieren; zeiken jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; wegpesten; zieken
enquiquiner etteren; griepen; klieren; zeiken jennen; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; wegpesten; zemelen; zieken
geindre etteren; griepen; klieren; zeiken brullen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; emmeren; huilen; janken; jengelen; kermen; kreunen; krijsen; schreien; steunen; uitgieren
rabâcher etteren; griepen; klieren; zeiken kwijlen; leuteren; zeveren

Verwante woorden van "klieren":


Wiktionary: klieren


Cross Translation:
FromToVia
klieren asticoter triezen — (transitiv) jemanden sehr ärgern oder quälen, so dass es ihm körperlich oder seelisch stark zusetzt

klier:

klier [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de klier (inwendig orgaan)
    la glande
    • glande [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de klier (ellendeling; schurk; smeerlap; )
    le coquin; le misérable; la charogne; le casse-cul; l'emmerdeur; le sale type; la canaille

Vertaal Matrix voor klier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canaille ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk achterbaks persoon; bocht; boef; boefjes; broeden; canaille; deugnieten; eikel; etter; etterbak; fielt; gajes; geboefte; gebroed; gemenerik; gepeupel; gespuis; geteisem; gladakkers; grauw; guiten; hoerenjong; hond; hondsvot; klootzak; kuttenkop; loeder; lul; mispunt; naarling; picaro; plebs; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rapaille; rotzak; schavuit; schavuiten; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schorriemorrie; schurk; slechte drank; smeerlap; smiecht; smiek; stinkerd; tuig; uitschot; uitvaagsel
casse-cul ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk etter; etterbak; galbak; geitenbreier; kwijler; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet; zeveraar
charogne ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk bocht; feeks; haaibaai; heks; helleveeg; kreng; loeder; rotzooi; smerig spul; teef; troel; troela; troep; trut; vals wicht; vervelend kreng; viswijf
coquin ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk bandiet; boef; boosdoener; booswicht; etter; etterbak; fielt; galbak; galgenbrok; galgentronie; jongen; onverlaat; picaro; rakker; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; smiecht; smiek; snaak; snoodaard; stouterd
emmerdeur ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk babbelaar; etter; etterbak; geitenbreier; haarklover; kletser; kwijler; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; leuterkous; lijntrekker; mierenneuker; muggenzifter; nietsnut; ouwehoer; scherpslijper; slampamper; slapkous; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet; zeveraar; zwamneus
glande inwendig orgaan; klier
misérable ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk deugniet; etter; etterbak; fielt; flierefluiter; geitenbreier; guit; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; mispunt; naarling; nietsnut; pauper; rakker; rotzak; schoft; slampamper; slapkous; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd
sale type ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk engerd; griezel; griezeltje
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
misérable akelig; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; beroerd; deerniswekkend; deplorabel; diep ongelukkig; droog; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; flodderig; funest; futloos; haveloos; hokkerig; karig; kwijnend; lamlendig; lamzalig; luizig; lusteloos; mager; mat; meelijwekkend; miserabel; naar; noodlottig; ongelukkig; pover; rampzalig; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; slap; verlopen

Verwante woorden van "klier":


Wiktionary: klier

klier
noun
  1. orgaan
klier
noun
  1. anatomie|fr organe dont la fonction est, soit de filtrer le sang, soit d’élaborer des produits ou des éléments nécessaires tant à la reproduction qu’à l’entretien de la vie.

Cross Translation:
FromToVia
klier glande DrüseAnatomie: Organ, das eine spezielle Substanz bildet und als Sekret nach außen, oder als Hormon in die Blutbahn absondern