Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Frans ->Vertaal lach

Vertaal lach van Nederlands naar Frans

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

lach:
- rire; éclats de rire; grimace; ricanement
lachen:
- rigoler; rire aux éclats; se tordre de rire
Wiktionary:
- lach → rire
- lach → rire, sourire
- lachen → rire
- lachen → rire, moquer

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lach (Nederlands) in het Frans

lach:

lach [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de lach
le rire; l'éclats de rire; la grimace; le ricanement
- rire [le ~] zelfstandig naamwoord
- éclats de rire [le ~] zelfstandig naamwoord
- grimace [la ~] zelfstandig naamwoord
- ricanement [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lach:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
grimace	lach	grijns; grijnslach; grimas; toegrijnzen
ricanement	lach	gegiechel; gegrijns; gegrinnik; gejoel; gejubel; grijns; grijnslach; grimas; hoon; hoongelach; sneer
rire	lach	gegiechel
éclats de rire	lach	gelach; geschater; lachbuien

Verwante woorden van "lach":

lachen

Wiktionary: lach

lach

noun

action de rire.
- rire → lach

Cross Translation:

From	To	Via
• lach	→ rire	↔ laugh — expression of mirth peculiar to the human species
• lach	→ sourire	↔ smile — a happy face expression using mouth, but without producing voice

lach vorm van lachen:

lachen werkwoord (lach, lacht, lachte, lachten, gelachen)

lachen (schateren)
rigoler; rire aux éclats; se tordre de rire
- rigoler werkwoord (rigole, rigoles, rigolons, rigolez, rigolent, rigolais, rigolait, rigolions, rigoliez, rigolaient, rigolai, rigolas, rigola, rigolâmes, rigolâtes, rigolèrent, rigolerai, rigoleras, rigolera, rigolerons, rigolerez, rigoleront)
- rire aux éclats werkwoord
- se tordre de rire werkwoord

Conjugations for lachen:

o.t.t.

lach
lacht
lacht
lachen
lachen
lachen

o.v.t.

lachte
lachte
lachte
lachten
lachten
lachten

v.t.t.

heb gelachen
hebt gelachen
heeft gelachen
hebben gelachen
hebben gelachen
hebben gelachen

v.v.t.

had gelachen
had gelachen
had gelachen
hadden gelachen
hadden gelachen
hadden gelachen

o.t.t.t.

zal lachen
zult lachen
zal lachen
zullen lachen
zullen lachen
zullen lachen

o.v.t.t.

zou lachen
zou lachen
zou lachen
zouden lachen
zouden lachen
zouden lachen

diversen

lach!
lacht!
gelachen
lachend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lachen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
rigoler	lachen; schateren
rire aux éclats	lachen; schateren	uitgieren
se tordre de rire	lachen; schateren

Verwante woorden van "lachen":

lach

Antoniemen van "lachen":

huilen; janken

Verwante definities voor "lachen":

een vrolijk geluid maken omdat je iets leuk vindt¹
- we moesten lachen om de grap van de leraar¹

Wiktionary: lachen

lachen

verb

zichtbaar en/of hoorbaar blij zijn met iets of iets grappig vinden
- lachen → rire

lachen

verb

Marquer un sentiment de gaieté accompagné par un changement d’expression du visage
- rire → lachen

Cross Translation:

From	To	Via
• lachen	→ rire	↔ laugh — show mirth by peculiar movement of the muscles of the face and emission of sounds
• lachen	→ rire; moquer	↔ laugh — make an object of laughter or ridicule
• lachen	→ rire	↔ laughter — movement of the muscles of the laughing face
• lachen	→ rire	↔ lachen — wegen Belustigung den Mund öffnen und Laute ausstoßen

¹Muiswerk Woordenboek