Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. matsen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor matsen (Nederlands) in het Frans

matsen:

matsen werkwoord (mats, matst, matste, matsten, gematst)

  1. matsen (een voordeeltje gunnen)

Conjugations for matsen:

o.t.t.
  1. mats
  2. matst
  3. matst
  4. matsen
  5. matsen
  6. matsen
o.v.t.
  1. matste
  2. matste
  3. matste
  4. matsten
  5. matsten
  6. matsten
v.t.t.
  1. heb gematst
  2. hebt gematst
  3. heeft gematst
  4. hebben gematst
  5. hebben gematst
  6. hebben gematst
v.v.t.
  1. had gematst
  2. had gematst
  3. had gematst
  4. hadden gematst
  5. hadden gematst
  6. hadden gematst
o.t.t.t.
  1. zal matsen
  2. zult matsen
  3. zal matsen
  4. zullen matsen
  5. zullen matsen
  6. zullen matsen
o.v.t.t.
  1. zou matsen
  2. zou matsen
  3. zou matsen
  4. zouden matsen
  5. zouden matsen
  6. zouden matsen
en verder
  1. ben gematst
  2. bent gematst
  3. is gematst
  4. zijn gematst
  5. zijn gematst
  6. zijn gematst
diversen
  1. mats!
  2. matst!
  3. gematst
  4. matsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor matsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire un prix d'ami à quelqu'un een voordeeltje gunnen; matsen fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
- bevoordelen; voortrekken

Synoniemen voor "matsen":


Verwante definities voor "matsen":

  1. iemand meer geven dan de anderen1
    • ik heb dat arme joch een beetje gematst1