Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. omkantelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omkantelen (Nederlands) in het Frans

omkantelen:

omkantelen werkwoord (kantel om, kantelt om, kantelde om, kantelden om, ommgekanteld)

  1. omkantelen (over een kant vallen; kantelen)
    basculer; se renverser; retourner; chavirer
    • basculer werkwoord (bascule, bascules, basculons, basculez, )
    • se renverser werkwoord
    • retourner werkwoord (retourne, retournes, retournons, retournez, )
    • chavirer werkwoord (chavire, chavires, chavirons, chavirez, )

Conjugations for omkantelen:

o.t.t.
  1. kantel om
  2. kantelt om
  3. kantelt om
  4. kantelen om
  5. kantelen om
  6. kantelen om
o.v.t.
  1. kantelde om
  2. kantelde om
  3. kantelde om
  4. kantelden om
  5. kantelden om
  6. kantelden om
v.t.t.
  1. heb ommgekanteld
  2. hebt ommgekanteld
  3. heeft ommgekanteld
  4. hebben ommgekanteld
  5. hebben ommgekanteld
  6. hebben ommgekanteld
v.v.t.
  1. had ommgekanteld
  2. had ommgekanteld
  3. had ommgekanteld
  4. hadden ommgekanteld
  5. hadden ommgekanteld
  6. hadden ommgekanteld
o.t.t.t.
  1. zal omkantelen
  2. zult omkantelen
  3. zal omkantelen
  4. zullen omkantelen
  5. zullen omkantelen
  6. zullen omkantelen
o.v.t.t.
  1. zou omkantelen
  2. zou omkantelen
  3. zou omkantelen
  4. zouden omkantelen
  5. zouden omkantelen
  6. zouden omkantelen
en verder
  1. ben omgekanteld
  2. bent omgekanteld
  3. is omgekanteld
  4. zijn omgekanteld
  5. zijn omgekanteld
  6. zijn omgekanteld
diversen
  1. kantel om!
  2. kantelt om!
  3. ommgekanteld
  4. omkantelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omkantelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
basculer kantelen; omkantelen; over een kant vallen buitelen; dompen; duikelen; flikkeren; kantelen; kapseizen; kelderen; kiepen; kieperen; neervallen; omrollen; omvallen; omver kiepen; omverslaan; omvervallen; onderuitgaan; op de grond vallen; op zijn bek gaan; ten val komen; tuimelen; vallen
chavirer kantelen; omkantelen; over een kant vallen dompen; kantelen; kapseizen; kenteren; kiepen; omver kiepen; omverslaan
retourner kantelen; omkantelen; over een kant vallen dompen; draaien; iets omdraaien; kantelen; keren; kiepen; omdraaien; omkeren; omklappen; omleggen; omver kiepen; omvormen; omwenden; reorganiseren; restitueren; retourneren; rollen; ronddraaien; roteren; spiegelen; terugbezorgen; terugbrengen; teruggaan; teruggeven; teruggooien; terugkeren; terugkomen; terugreizen; terugrijden; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; vervormen; wederkeren; weerkeren; wenden; wentelen
se renverser kantelen; omkantelen; over een kant vallen