Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
caractère immaculé
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
|
chasteté
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
modestie
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
armzaligheid; bescheidenheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; dienst; eenvoud; eerbaarheid; gedienstige handeling; gedienstigheid; gematigdheid; ingetogenheid; karigheid; matigheid; poverheid; pretentieloosheid; schamelheid; schraalheid; simpelheid; soberheid; stemmigheid; voorkomendheid; zedigheid
|
netteté
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid; verstaanbaarheid
|
propreté
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
betamelijkheid; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; puurheid; smetteloosheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid; zindelijkheid
|
pureté
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; puurheid; reinheid; smetteloosheid; vlekkeloosheid; zuiverheid
|
retenue
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
afhouden; beletten; bescheidenheid; dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; ingetogenheid; matiging; mindering; moderatie; pretentieloosheid; tempering; voorkomendheid; weerhouden; zedigheid
|
retraite
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
AOW; afscheiding; aftocht; afzondering; hoek; isolering; onttrekken; onttrekking; ouderdomspensioen; ouderdomsrente; retraite; retraitehuis; schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; teruggetrokkenheid; terugrit; terugtocht; toevlucht; toevluchtsoord; vrijplaats; wijkplaats
|