Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontaard (Nederlands) in het Frans

ontaard:

ontaard bijvoeglijk naamwoord

  1. ontaard (gedegenereerd; slecht; bedorven)
    vicieux; vicieusement; pervers; dénaturé; dégénéré; avec perversité
  2. ontaard (onzedelijk; onzedig; oneerbaar)
    immoral; vicieux; corrompu; vicieuse; immorale; corrompue; immoralement

Vertaal Matrix voor ontaard:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dégénéré gedegenereerde; ontaarde; perverseling
dénaturé gedegenereerde; ontaarde; perverseling
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avec perversité bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht
corrompu oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig bedorven; corrupt; liederlijk; omgekocht; omkoopbaar; onzedelijk; rot; rottig; slecht; verbasterd; verdorven; vergaan; verregaand zedenloos; verrot
corrompue oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig
dégénéré bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht achtergebleven; achterlijk; bedorven; liederlijk; onzedelijk; rot; rottig; slecht; verbasterd; verdorven; vergaan; verregaand zedenloos; verrot
dénaturé bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht
immoral oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig amoreel; bedorven; immoreel; obsceen; ontuchtig; onzedelijk; onzedig; rot; rottig; schuin; slecht; vergaan; verrot; vies; vunzig; zedeloos
immorale oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig
immoralement oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos
pervers bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht pervers
vicieuse oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig
vicieusement bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht
vicieux bedorven; gedegenereerd; oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig; slecht vicieus

Verwante woorden van "ontaard":


ontaarden:

ontaarden werkwoord (ontaard, ontaardt, ontaardde, ontaardden, ontaard)

  1. ontaarden (degenereren; achteruitgaan; verworden; verderven)
    dégénérer; se corrompre; s'abâtardir
    • dégénérer werkwoord (dégénère, dégénères, dégénérons, dégénérez, )
    • se corrompre werkwoord
    • s'abâtardir werkwoord
  2. ontaarden (uitlopen op)
    dégénérer; se prolonger; se dégrader; déboucher sur; se terminer en
    • dégénérer werkwoord (dégénère, dégénères, dégénérons, dégénérez, )
    • se prolonger werkwoord
    • se dégrader werkwoord
    • déboucher sur werkwoord
    • se terminer en werkwoord

Conjugations for ontaarden:

o.t.t.
  1. ontaard
  2. ontaardt
  3. ontaardt
  4. ontaarden
  5. ontaarden
  6. ontaarden
o.v.t.
  1. ontaardde
  2. ontaardde
  3. ontaardde
  4. ontaardden
  5. ontaardden
  6. ontaardden
v.t.t.
  1. ben ontaard
  2. bent ontaard
  3. is ontaard
  4. zijn ontaard
  5. zijn ontaard
  6. zijn ontaard
v.v.t.
  1. was ontaard
  2. was ontaard
  3. was ontaard
  4. waren ontaard
  5. waren ontaard
  6. waren ontaard
o.t.t.t.
  1. zal ontaarden
  2. zult ontaarden
  3. zal ontaarden
  4. zullen ontaarden
  5. zullen ontaarden
  6. zullen ontaarden
o.v.t.t.
  1. zou ontaarden
  2. zou ontaarden
  3. zou ontaarden
  4. zouden ontaarden
  5. zouden ontaarden
  6. zouden ontaarden
diversen
  1. ontaard!
  2. ontaardt!
  3. ontaard
  4. ontaardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ontaarden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. ontaarden (gedegenereerden)
    le dénaturés; la dégénérées; le dégénérés

Vertaal Matrix voor ontaarden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dégénérées gedegenereerden; ontaarden
dégénérés gedegenereerden; ontaarden
dénaturés gedegenereerden; ontaarden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
déboucher sur ontaarden; uitlopen op
dégénérer achteruitgaan; degenereren; ontaarden; uitlopen op; verderven; verworden achteruitgaan; bederven; degenereren; rotten; verderven; vergaan; verrotten; verworden; wegrotten
s'abâtardir achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden
se corrompre achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden achteruitgaan; degenereren; verbasteren; verderven; vervormen; verworden
se dégrader ontaarden; uitlopen op achteruitgaan; afdrijven; degenereren; verderven; verliederlijken; verlijeren; verloederen; verslonzen; verworden; wraken
se prolonger ontaarden; uitlopen op avanceren; doorlopen; verder lopen; verdergaan; voortgaan
se terminer en ontaarden; uitlopen op

Wiktionary: ontaarden

ontaarden
verb
  1. overgaan in iets verkeerds
ontaarden
verb
  1. altérer de façon à faire dégénérer par un mélange génétique.