Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontwennen (Nederlands) in het Frans

ontwennen:

ontwennen werkwoord (ontwen, ontwent, ontwende, ontwenden, ontwend)

  1. ontwennen (afleren)
    désintoxiquer; déshabituer; désaccoutumer; se déshabituer de; perdre l'habitude de
    • désintoxiquer werkwoord (désintoxique, désintoxiques, désintoxiquons, désintoxiquez, )
    • déshabituer werkwoord (déshabitue, déshabitues, déshabituons, déshabituez, )
    • désaccoutumer werkwoord (désaccoutume, désaccoutumes, désaccoutumons, désaccoutumez, )
    • se déshabituer de werkwoord

Conjugations for ontwennen:

o.t.t.
  1. ontwen
  2. ontwent
  3. ontwent
  4. ontwennen
  5. ontwennen
  6. ontwennen
o.v.t.
  1. ontwende
  2. ontwende
  3. ontwende
  4. ontwenden
  5. ontwenden
  6. ontwenden
v.t.t.
  1. ben ontwend
  2. bent ontwend
  3. is ontwend
  4. zijn ontwend
  5. zijn ontwend
  6. zijn ontwend
v.v.t.
  1. was ontwend
  2. was ontwend
  3. was ontwend
  4. waren ontwend
  5. waren ontwend
  6. waren ontwend
o.t.t.t.
  1. zal ontwennen
  2. zult ontwennen
  3. zal ontwennen
  4. zullen ontwennen
  5. zullen ontwennen
  6. zullen ontwennen
o.v.t.t.
  1. zou ontwennen
  2. zou ontwennen
  3. zou ontwennen
  4. zouden ontwennen
  5. zouden ontwennen
  6. zouden ontwennen
diversen
  1. ontwen!
  2. ontwent!
  3. ontwend
  4. ontwennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ontwennen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. ontwennen (afleren; afwennen)
    la désaccoutumance; la perte d'habitude

Vertaal Matrix voor ontwennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
désaccoutumance afleren; afwennen; ontwennen
perte d'habitude afleren; afwennen; ontwennen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
désaccoutumer afleren; ontwennen verleren
déshabituer afleren; ontwennen
désintoxiquer afleren; ontwennen
perdre l'habitude de afleren; ontwennen
se déshabituer de afleren; ontwennen verleren