Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. opwerken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opwerken (Nederlands) in het Frans

opwerken:

opwerken werkwoord (werk op, werkt op, werkte op, werkten op, opgewerkt)

  1. opwerken (uit een minder gunstige positie vooruitkomen; vooruitkomen; jezelf opwerken)
    gravir; monter
    • gravir werkwoord (gravis, gravit, gravissons, gravissez, )
    • monter werkwoord (monte, montes, montons, montez, )

Conjugations for opwerken:

o.t.t.
  1. werk op
  2. werkt op
  3. werkt op
  4. werken op
  5. werken op
  6. werken op
o.v.t.
  1. werkte op
  2. werkte op
  3. werkte op
  4. werkten op
  5. werkten op
  6. werkten op
v.t.t.
  1. heb opgewerkt
  2. hebt opgewerkt
  3. heeft opgewerkt
  4. hebben opgewerkt
  5. hebben opgewerkt
  6. hebben opgewerkt
v.v.t.
  1. had opgewerkt
  2. had opgewerkt
  3. had opgewerkt
  4. hadden opgewerkt
  5. hadden opgewerkt
  6. hadden opgewerkt
o.t.t.t.
  1. zal opwerken
  2. zult opwerken
  3. zal opwerken
  4. zullen opwerken
  5. zullen opwerken
  6. zullen opwerken
o.v.t.t.
  1. zou opwerken
  2. zou opwerken
  3. zou opwerken
  4. zouden opwerken
  5. zouden opwerken
  6. zouden opwerken
diversen
  1. werk op!
  2. werkt op!
  3. opgewerkt
  4. opwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opwerken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
monter klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gravir jezelf opwerken; opwerken; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; vooruitkomen beklimmen; klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; stijgen
monter jezelf opwerken; opwerken; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; vooruitkomen assembleren; beklimmen; bestijgen; bevorderd worden; ensceneren; gaan staan; heffen; hogerop komen; in elkaar zetten; in scene zetten; klimmen; koppelen; lichten; monteren; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven gaan; naar boven klimmen; naar boven stappen; naar boven tillen; naar boven trekken; omhoog brengen; omhoog gaan; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogdragen; omhooggaan; omhoogheffen; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhooglopen; omhoogrijzen; omhoogrukken; omhoogstappen; omhoogstijgen; opgaan; opheffen; opklauteren; opklimmen; oprijden; oprijzen; opstaan; opstijgen; optillen; opvliegen; opwaarts dragen; opwaarts gaan; opwaarts rijden; paardrijden; rijzen; stijgen; tillen; verheffen; zich opwerken

Wiktionary: opwerken

opwerken
verb
  1. transitif|fr rendre plus beau.

Verwante vertalingen van opwerken