Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. overdrijven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overdrijven (Nederlands) in het Frans

overdrijven:

overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)

  1. overdrijven (iets overdreven voorstellen; opkloppen; opblazen; aandikken)
    exagérer; renforcer; grossir
    • exagérer werkwoord (exagère, exagères, exagérons, exagérez, )
    • renforcer werkwoord (renforce, renforces, renforçons, renforcez, )
    • grossir werkwoord (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
  2. overdrijven (overdreven voorstellen; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven)
    exagérer; souligner; charger; enfler; grossir; renforcer; outrer
    • exagérer werkwoord (exagère, exagères, exagérons, exagérez, )
    • souligner werkwoord (souligne, soulignes, soulignons, soulignez, )
    • charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • enfler werkwoord (enfle, enfles, enflons, enflez, )
    • grossir werkwoord (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
    • renforcer werkwoord (renforce, renforces, renforçons, renforcez, )
    • outrer werkwoord
  3. overdrijven (chargeren)
    accuser; inculper; incriminer
    • accuser werkwoord (accuse, accuses, accusons, accusez, )
    • inculper werkwoord (inculpe, inculpes, inculpons, inculpez, )
    • incriminer werkwoord (incrimine, incrimines, incriminons, incriminez, )

Conjugations for overdrijven:

o.t.t.
  1. overdrijf
  2. overdrijft
  3. overdrijft
  4. overdrijven
  5. overdrijven
  6. overdrijven
o.v.t.
  1. overdreef
  2. overdreef
  3. overdreef
  4. overdreven
  5. overdreven
  6. overdreven
v.t.t.
  1. heb overdreven
  2. hebt overdreven
  3. heeft overdreven
  4. hebben overdreven
  5. hebben overdreven
  6. hebben overdreven
v.v.t.
  1. had overdreven
  2. had overdreven
  3. had overdreven
  4. hadden overdreven
  5. hadden overdreven
  6. hadden overdreven
o.t.t.t.
  1. zal overdrijven
  2. zult overdrijven
  3. zal overdrijven
  4. zullen overdrijven
  5. zullen overdrijven
  6. zullen overdrijven
o.v.t.t.
  1. zou overdrijven
  2. zou overdrijven
  3. zou overdrijven
  4. zouden overdrijven
  5. zouden overdrijven
  6. zouden overdrijven
diversen
  1. overdrijf!
  2. overdrijft!
  3. overdreven
  4. overdrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overdrijven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accuser chargeren; overdrijven aanklagen; aantijgen; beschuldigen; betichten; incrimineren; insinueren; ten laste leggen; verdacht maken; verdachtmaken; verdenken
charger aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven aanklagen; aantijgen; beladen; belasten; beschuldigen; betichten; bevelen; bevrachten; bezwaren; commanderen; decreteren; farceren; gebieden; gelasten; geweer laden; gewicht toevoegen; incrimineren; inladen; insinueren; laden; op iets laden; opdragen; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; opvullen; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken; verladen; verordenen; verzwaren; vullen; zwaarder maken
enfler aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven bollen; expanderen; laten exploderen; opblazen; opbollen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
exagérer aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven grootspreken; opscheppen
grossir aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bollen; de hoogte ingaan; dik worden; dikker worden; expanderen; geconcentreerder worden; gedijen; groeien; groter worden; laten exploderen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opblazen; opbollen; openen; opzetten; opzwellen; rijzen; stijgen; stollen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; verdikken; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
incriminer chargeren; overdrijven aanklagen; beschuldigen; betichten; incrimineren; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken
inculper chargeren; overdrijven aanklagen; beschuldigen; betichten; incrimineren; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken
outrer aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven
renforcer aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven aanhalen; aanscherpen; bevestigen; bezwaren; consolideren; ergens aan bevestigen; gewicht toevoegen; intensiveren; sterken; sterker maken; sterker worden; toespitsen; vastmaken; vastzetten; verhevigen; verscherpen; versterken; verstevigen; verzwaren; zwaarder maken
souligner aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven accentueren; beklemtonen; benadrukken; betonen; onderstrepen

Verwante definities voor "overdrijven":

  1. het groter, mooier of erger voorstellen dan het is1
    • je moet niet zo overdrijven1

Wiktionary: overdrijven

overdrijven
verb
  1. de feiten groter, kleiner, mooier of slechter voorstellen dan ze zijn
  2. tot het verleden gaan behoren
  3. naar de overkant drijven
overdrijven
verb
  1. ajouter des détails à un récit

Cross Translation:
FromToVia
overdrijven exagérer; outrer exaggerate — to overstate, to describe more than is fact