Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. overvleugelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overvleugelen (Nederlands) in het Frans

overvleugelen:

overvleugelen werkwoord (overvleugel, overvleugelt, overvleugelde, overvleugelden, overvleugeld)

  1. overvleugelen
    éclipser; surpasser
    • éclipser werkwoord (éclipse, éclipses, éclipsons, éclipsez, )
    • surpasser werkwoord (surpasse, surpasses, surpassons, surpassez, )

Conjugations for overvleugelen:

o.t.t.
  1. overvleugel
  2. overvleugelt
  3. overvleugelt
  4. overvleugelen
  5. overvleugelen
  6. overvleugelen
o.v.t.
  1. overvleugelde
  2. overvleugelde
  3. overvleugelde
  4. overvleugelden
  5. overvleugelden
  6. overvleugelden
v.t.t.
  1. heb overvleugeld
  2. hebt overvleugeld
  3. heeft overvleugeld
  4. hebben overvleugeld
  5. hebben overvleugeld
  6. hebben overvleugeld
v.v.t.
  1. had overvleugeld
  2. had overvleugeld
  3. had overvleugeld
  4. hadden overvleugeld
  5. hadden overvleugeld
  6. hadden overvleugeld
o.t.t.t.
  1. zal overvleugelen
  2. zult overvleugelen
  3. zal overvleugelen
  4. zullen overvleugelen
  5. zullen overvleugelen
  6. zullen overvleugelen
o.v.t.t.
  1. zou overvleugelen
  2. zou overvleugelen
  3. zou overvleugelen
  4. zouden overvleugelen
  5. zouden overvleugelen
  6. zouden overvleugelen
en verder
  1. ben overvleugeld
  2. bent overvleugeld
  3. is overvleugeld
  4. zijn overvleugeld
  5. zijn overvleugeld
  6. zijn overvleugeld
diversen
  1. overvleugel!
  2. overvleugelt!
  3. overvleugeld
  4. overvleugelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overvleugelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
surpasser overvleugelen boven staan; overbieden; overstijgen; overtreffen; uitrijzen; uittorenen; verderreiken; voorbijstreven
éclipser overvleugelen