Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. participeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor participeren (Nederlands) in het Frans

participeren:

participeren werkwoord (participeer, participeert, participeerde, participeerden, geparticipeerd)

  1. participeren (deelnemen; meedoen)
    participer; prendre part à; se joindre; adhérer; s'affilier à
    • participer werkwoord (participe, participes, participons, participez, )
    • prendre part à werkwoord
    • se joindre werkwoord
    • adhérer werkwoord (adhère, adhères, adhérons, adhérez, )
    • s'affilier à werkwoord

Conjugations for participeren:

o.t.t.
  1. participeer
  2. participeert
  3. participeert
  4. participeren
  5. participeren
  6. participeren
o.v.t.
  1. participeerde
  2. participeerde
  3. participeerde
  4. participeerden
  5. participeerden
  6. participeerden
v.t.t.
  1. heb geparticipeerd
  2. hebt geparticipeerd
  3. heeft geparticipeerd
  4. hebben geparticipeerd
  5. hebben geparticipeerd
  6. hebben geparticipeerd
v.v.t.
  1. had geparticipeerd
  2. had geparticipeerd
  3. had geparticipeerd
  4. hadden geparticipeerd
  5. hadden geparticipeerd
  6. hadden geparticipeerd
o.t.t.t.
  1. zal participeren
  2. zult participeren
  3. zal participeren
  4. zullen participeren
  5. zullen participeren
  6. zullen participeren
o.v.t.t.
  1. zou participeren
  2. zou participeren
  3. zou participeren
  4. zouden participeren
  5. zouden participeren
  6. zouden participeren
diversen
  1. participeer!
  2. participeert!
  3. geparticipeerd
  4. participerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor participeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adhérer deelnemen; meedoen; participeren aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; aanhaken; aanhangen; aankleven; aankoppelen; aanlijmen; blijven bij; hechten aan; iets vastkleven; kleven; klitten; lid worden; lijmen; plakken; vasthaken; vastkoppelen; vastlijmen; vastplakken
participer deelnemen; meedoen; participeren acteren; deel hebben aan; een rol vertolken; komedie spelen; meedoen; meespelen; opspelen; opspelen kaartspel; toneelspelen; zich aanstellen
prendre part à deelnemen; meedoen; participeren deel hebben aan; opspelen; opspelen kaartspel
s'affilier à deelnemen; meedoen; participeren
se joindre deelnemen; meedoen; participeren ineenlopen

Wiktionary: participeren

participeren
verb
  1. ergens aan deelnemen

Cross Translation:
FromToVia
participeren participer participate — to join in, to take part, to involve oneself