Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ploegen (Nederlands) in het Frans

ploegen:

ploegen werkwoord (ploeg, ploegt, ploegde, ploegden, geploegd)

  1. ploegen (omploegen; omspitten; omwerken; spitten; omgraven)
    labourer; percer; bêcher; désherber; arracher les mauvaises herbes; remanier; retravailler
    • labourer werkwoord (laboure, laboures, labourons, labourez, )
    • percer werkwoord (perce, perces, perçons, percez, )
    • bêcher werkwoord (bêche, bêches, bêchons, bêchez, )
    • désherber werkwoord (désherbe, désherbes, désherbons, désherbez, )
    • remanier werkwoord (remanie, remanies, remanions, remaniez, )
    • retravailler werkwoord (retravaille, retravailles, retravaillons, retravaillez, )

Conjugations for ploegen:

o.t.t.
  1. ploeg
  2. ploegt
  3. ploegt
  4. ploegen
  5. ploegen
  6. ploegen
o.v.t.
  1. ploegde
  2. ploegde
  3. ploegde
  4. ploegden
  5. ploegden
  6. ploegden
v.t.t.
  1. heb geploegd
  2. hebt geploegd
  3. heeft geploegd
  4. hebben geploegd
  5. hebben geploegd
  6. hebben geploegd
v.v.t.
  1. had geploegd
  2. had geploegd
  3. had geploegd
  4. hadden geploegd
  5. hadden geploegd
  6. hadden geploegd
o.t.t.t.
  1. zal ploegen
  2. zult ploegen
  3. zal ploegen
  4. zullen ploegen
  5. zullen ploegen
  6. zullen ploegen
o.v.t.t.
  1. zou ploegen
  2. zou ploegen
  3. zou ploegen
  4. zouden ploegen
  5. zouden ploegen
  6. zouden ploegen
diversen
  1. ploeg!
  2. ploegt!
  3. geploegd
  4. ploegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ploegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arracher les mauvaises herbes omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten schoffelen; wieden
bêcher omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten
désherber omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten schoffelen; wieden
labourer omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten omvormen; reorganiseren; vervormen
percer omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten aanboren; beseffen; binnensteken; boren; doorboren; doorbreken; doordringen; doorkomen; doorlekken; doorprikken; doorschijnen; doorsteken; doorzien; erdoor steken; gaatjes maken in; inprenten; inprikken; insteken; inzien; laten doorsijpelen; onderkennen; op het hart drukken; openprikken; opensteken; penetreren; percoleren; perforeren; priemen; prikken in; realiseren
remanier omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten amenderen; herzien; modificeren; omvormen; omwerken; reorganiseren; veranderen; vervormen; wijzigen
retravailler omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten amenderen; hervormen; herzien; modificeren; omvormen; omwerken; reformeren; reorganiseren; veranderen; vervormen; wijzigen

Verwante woorden van "ploegen":


Wiktionary: ploegen

ploegen
verb
  1. land met de ploeg bewerken
ploegen
verb
  1. remuer, retourner la terre en formant des sillons avec la charrue, la houe, et autres instruments aratoires.

Cross Translation:
FromToVia
ploegen labourer ear — archaic: to plough
ploegen labourer plough — to use a plough on to prepare for planting
ploegen labourer plough — to use a plough
ploegen labourer till — to work or cultivate

ploegen vorm van ploeg:

ploeg [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de ploeg (team; partij)
    l'équipe; le groupe; le cercle; la sphère; le gang
    • équipe [le ~] zelfstandig naamwoord
    • groupe [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cercle [le ~] zelfstandig naamwoord
    • sphère [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de ploeg (landbouwwerktuig)
    la charrue; l'outil agricole
  3. de ploeg (landbouwploeg)
    la charrue
    • charrue [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ploeg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cercle partij; ploeg; team bond; broederschap; cirkel; cirkelvorm; club; genootschap; gezelschap; gilde; kring; kringel; kringvormig; omgang; omgang hebben met; orde; organisatie; ring; ronde doen; rondje; societiet; sociëteit; soos; stadionring; unie; vereniging
charrue landbouwploeg; landbouwwerktuig; ploeg
gang partij; ploeg; team
groupe partij; ploeg; team aantal personen bijeen; cluster; distributiegroep; distributielijst; factie; gezelschap; groep; groep mensen; groepering
outil agricole landbouwwerktuig; ploeg landbouwgereedschap
sphère partij; ploeg; team aarde; aardkloot; bol; bolvorm; cirkel; cirkelvorm; globe; kogelvorm; koningsappel; kring; rijksappel; sfeer
équipe partij; ploeg; team afdeling; departement; detachement; elf; elftal; equipe; sectie; tak; voetbalelftal
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
équipe team

Verwante woorden van "ploeg":


Verwante definities voor "ploeg":

  1. groep werkers of sporters1
    • deze ploeg werkt dag en nacht door1

Wiktionary: ploeg

ploeg
noun
  1. landbouwwerktuig
  2. groep personen
ploeg
Cross Translation:
FromToVia
ploeg équipage crew — group of people operating a large facility or piece of equipment
ploeg équipe crew — group of people working on common task
ploeg charrue; araire plough — device pulled through the ground in order to break it upon into furrows for planting
ploeg équipe side — set of opponents in a game
ploeg équipe team — group of people
ploeg team; équipe MannschaftSport: Gruppe von Sportlern im gemeinsamen Wettstreit mit einer anderen Gruppe
ploeg charrue Pflug — landwirtschaftliches Gerät zum Auflockern und Wenden des Ackerbodens

Verwante vertalingen van ploegen