Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. proef:
  2. proeven:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor proef (Nederlands) in het Frans

proef:

proef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de proef (auditie)
    l'audition
  2. de proef (test)
    le test; l'examen; le contrôle; la vérification; la recherche; l'enquête; l'exploration; l'étude
  3. de proef (experiment; proefneming)
    l'expérience; l'essai; la tentative; le test
    • expérience [la ~] zelfstandig naamwoord
    • essai [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tentative [la ~] zelfstandig naamwoord
    • test [le ~] zelfstandig naamwoord

proef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de proef
    l'essai
    • essai [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor proef:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
audition auditie; proef ondervraging; verhoor; verhoring
contrôle proef; test bedwang; beheer; beheersing; bescherming; besturingselement; bewaking; controle; controleren; hoede; inspectie; keuring; keurkamer; mate van bekwaamheid; quarantaine; surveillance; toezicht; validatie; zeggenschap; zelfbeheersing; zorg
enquête proef; test check up; enquête; inspectie; nasporing; navorsing; navraag; ondervraging; onderzoek; opsporing; speurwerk; traceerwerk
essai experiment; proef; proefneming aanslag; eindscriptie; essay; impact; inspanning; opstel; poging; probeersel; proberen; proefdraaien; proefrit; scriptie; trachten; verhandeling; verslag; werkstuk
examen proef; test check up; inspectie; navorsing; onderzoek; proefwerk; repetitie; schoolexamen; test; toets
exploration proef; test expeditie; exploratie; inspectie; navorsing; onderzoek; speurtocht; verkenning; verkenningstocht; zoektocht
expérience experiment; proef; proefneming belevenis; beleving; bevinding; bevlogenheid; bezieling; enthousiasme; ervaring; geestdrift; inspanning; meemaken van een gebeurtenis; ondervinden; ondervinding; poging; praktijk; routine
recherche proef; test aandrang; afstropen; afzoeken; ambitie; drang; eerzucht; geheel doorzoeken; inspectie; najagen; nasporing; nastreven; navorsing; onderzoek; opsporing; research; speurtocht; speurwerk; traceerwerk; zoeken; zoektocht
tentative experiment; proef; proefneming aanslag; doel; doeleinde; impact; inspanning; inzet; poging; proberen; streven; trachten
test experiment; proef; proefneming; test inspanning; poging; probeersel; proefdraaien; proefwerk; repetitie; test; toets
vérification proef; test accountantsverslag; verificatie
étude proef; test artsenpraktijk; bestudering; cursus; ervaring; kursus; leergang; praktijk; routine; studie
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
contrôle besturing

Verwante woorden van "proef":


Wiktionary: proef

proef
noun
  1. test
  2. modèle ; échantillon.
  3. Test d’essai
  4. Action d’éprouver, essai, expérience qu’on fait de quelque chose ou à quelqu’un. (Sens général)

Cross Translation:
FromToVia
proef expérience experiment — test under controlled conditions
proef épreuve test — challenge, trial

proeven:

proeven werkwoord (proef, proeft, proefde, proefden, geproefd)

  1. proeven (proberen; keuren)
    goûter; déguster
    • goûter werkwoord (goûte, goûtes, goûtons, goûtez, )
    • déguster werkwoord (déguste, dégustes, dégustons, dégustez, )
  2. proeven (smaken)
    goûter; déguster; savourer
    • goûter werkwoord (goûte, goûtes, goûtons, goûtez, )
    • déguster werkwoord (déguste, dégustes, dégustons, dégustez, )
    • savourer werkwoord (savoure, savoures, savourons, savourez, )

Conjugations for proeven:

o.t.t.
  1. proef
  2. proeft
  3. proeft
  4. proeven
  5. proeven
  6. proeven
o.v.t.
  1. proefde
  2. proefde
  3. proefde
  4. proefden
  5. proefden
  6. proefden
v.t.t.
  1. heb geproefd
  2. hebt geproefd
  3. heeft geproefd
  4. hebben geproefd
  5. hebben geproefd
  6. hebben geproefd
v.v.t.
  1. had geproefd
  2. had geproefd
  3. had geproefd
  4. hadden geproefd
  5. hadden geproefd
  6. hadden geproefd
o.t.t.t.
  1. zal proeven
  2. zult proeven
  3. zal proeven
  4. zullen proeven
  5. zullen proeven
  6. zullen proeven
o.v.t.t.
  1. zou proeven
  2. zou proeven
  3. zou proeven
  4. zouden proeven
  5. zouden proeven
  6. zouden proeven
diversen
  1. proef!
  2. proeft!
  3. geproefd
  4. proevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor proeven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goûter theevisite
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
déguster keuren; proberen; proeven; smaken bikken; bunkeren; consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voorproeven; vreten; zitten proppen
goûter keuren; proberen; proeven; smaken bikken; bunkeren; consumeren; eten; kluiven; knauwen; laven; lenigen; lessen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; snoepen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voorproeven; vreten; zitten proppen
savourer proeven; smaken amuseren; bikken; bunkeren; consumeren; eten; genieten; genieten van; genot hebben van; kluiven; knauwen; lekker eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; savoureren; schransen; schrokken; smikkelen; smullen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen

Verwante woorden van "proeven":


Verwante definities voor "proeven":

  1. het in je mond nemen om de smaak te onderzoeken1
    • wil je even proeven of de soep goed is?1

Wiktionary: proeven

proeven
verb
  1. onderzoeken hoe iets smaakt
  2. smaak waarnemen

Cross Translation:
FromToVia
proeven goûter taste — to sample the flavor of something
proeven essayer; goûter try — to taste, sample, etc

Verwante vertalingen van proef