Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. rinkelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rinkelen (Nederlands) in het Frans

rinkelen:

rinkelen werkwoord (rinkel, rinkelt, rinkelde, rinkelden, gerinkeld)

  1. rinkelen (tingelen; tinkelen; klingelen)
    sonner; tintinnabuler; retentir; tinter; cliqueter; carillonner
    • sonner werkwoord (sonne, sonnes, sonnons, sonnez, )
    • tintinnabuler werkwoord (tintinnabule, tintinnabules, tintinnabulons, tintinnabulez, )
    • retentir werkwoord (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )
    • tinter werkwoord (tinte, tintes, tintons, tintez, )
    • cliqueter werkwoord (cliquette, cliquettes, cliquetons, cliquetez, )
    • carillonner werkwoord (carillonne, carillonnes, carillonnons, carillonnez, )

Conjugations for rinkelen:

o.t.t.
  1. rinkel
  2. rinkelt
  3. rinkelt
  4. rinkelen
  5. rinkelen
  6. rinkelen
o.v.t.
  1. rinkelde
  2. rinkelde
  3. rinkelde
  4. rinkelden
  5. rinkelden
  6. rinkelden
v.t.t.
  1. heb gerinkeld
  2. hebt gerinkeld
  3. heeft gerinkeld
  4. hebben gerinkeld
  5. hebben gerinkeld
  6. hebben gerinkeld
v.v.t.
  1. had gerinkeld
  2. had gerinkeld
  3. had gerinkeld
  4. hadden gerinkeld
  5. hadden gerinkeld
  6. hadden gerinkeld
o.t.t.t.
  1. zal rinkelen
  2. zult rinkelen
  3. zal rinkelen
  4. zullen rinkelen
  5. zullen rinkelen
  6. zullen rinkelen
o.v.t.t.
  1. zou rinkelen
  2. zou rinkelen
  3. zou rinkelen
  4. zouden rinkelen
  5. zouden rinkelen
  6. zouden rinkelen
diversen
  1. rinkel!
  2. rinkelt!
  3. gerinkeld
  4. rinkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rinkelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sonner aanbellen; bellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carillonner klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen beieren; bonzen; kletteren; klokluiden; luiden; rammelen
cliqueter klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen aankloppen; aantikken; klakken; kleppen; klepperen; kletteren; kloppen; rammelen; tikken
retentir klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; klateren; kletteren; luidkeels iets verkondigen; met krachtige stem zingen; nabouwen; napraten; nazeggen; rammelen; reflecteren; resoneren; schallen; schetteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; tetteren; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
sonner klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen aanbellen; beieren; bellen; bonzen; kletteren; klokluiden; luiden; rammelen; schellen
tinter klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen klakken; kleppen; kletteren; klokluiden; luiden; rammelen
tintinnabuler klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen kletteren; rammelen

Wiktionary: rinkelen

rinkelen
Cross Translation:
FromToVia
rinkelen sonner ring — to produce the sound of a bell or a similar sound
rinkelen être perçant; rendre un son aigu; retentir schrillen(intransitiv) einen hohen, grellen und sehr lauten Ton erzeugen