Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rumoer (Nederlands) in het Frans

rumoer:

rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het rumoer (gedruis; tumult)
    la rumeur; le vacarme; le bruit; le tapage; la cabale; le chahut; le tumulte; le fracas; la cohue
    • rumeur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • vacarme [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bruit [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tapage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cabale [la ~] zelfstandig naamwoord
    • chahut [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tumulte [le ~] zelfstandig naamwoord
    • fracas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cohue [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. het rumoer (lawaai; kabaal; spektakel; herrie; leven)
    le bruit; le tapage; le tumulte; le vacarme; le brouhaha; le chahut
    • bruit [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tapage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tumulte [le ~] zelfstandig naamwoord
    • vacarme [le ~] zelfstandig naamwoord
    • brouhaha [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chahut [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. het rumoer (geluid)
    le bruit; le brouhaha; le tapage; le vacarme; le tumulte; le chichis; le tam-tam; la rumeur
    • bruit [le ~] zelfstandig naamwoord
    • brouhaha [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tapage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • vacarme [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tumulte [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chichis [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tam-tam [le ~] zelfstandig naamwoord
    • rumeur [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. het rumoer (tumult; pandemonium; opschudding; )
    l'effervescence; l'émoi; le tumulte; le charivari; le chahut; la presse; la bousculade; le vacarme; la cohue
  5. het rumoer (kouwe drukte; drukte; ophef)
    le tapage; la rumeur; le tam-tam; le vacarme; le brouhaha; le tumulte; le chichis
    • tapage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • rumeur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tam-tam [le ~] zelfstandig naamwoord
    • vacarme [le ~] zelfstandig naamwoord
    • brouhaha [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tumulte [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chichis [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rumoer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bousculade beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gedrang; grote menigte; hectiek; toeloop; toevloed; veel mensen
brouhaha drukte; geluid; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; rumoer; spektakel gebrom; gemurmel; geroezemoes
bruit gedruis; geluid; herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel; tumult deining; gebrom; gebrul; gebulder; gekrijs; gemurmel; geroezemoes; geschreeuw; herrie; lawaai; ophef; tumult
cabale gedruis; rumoer; tumult stennis
chahut beroering; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult bende; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; puinzooi; rel; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje
charivari beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult schandaaltje
chichis drukte; geluid; kouwe drukte; ophef; rumoer drukte; franje; kouwe drukte; poespas
cohue beroering; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gedrang; groep mensen; grote menigte; hectiek; massa; menigte; toeloop; toevloed; veel mensen
effervescence beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult agitatie; beroering; gebruis; gewoel; gisting; het bruisen; ongedurigheid; onrust
fracas gedruis; rumoer; tumult dreun; gebrul; gebulder; gekrijs; geschreeuw; klap; knal; kwak; ontlading; plotselinge uitbarsting; smak; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
presse beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukpers; drukte; grote menigte; krantenpers; pers; toeloop; veel mensen
rumeur drukte; gedruis; geluid; kouwe drukte; ophef; rumoer; tumult achterklap; gebrom; gemurmel; geroddel; geroezemoes; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
tam-tam drukte; geluid; kouwe drukte; ophef; rumoer stampei; tamtam
tapage drukte; gedruis; geluid; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; rumoer; spektakel; tumult bekloppen; betikken; bonk; bonkend geluid; herrie; lawaai; luidruchtigheid; stampei; tamtam; tumult
tumulte beroering; drukte; gedruis; geluid; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult agitatie; beroering; drukte; gebrul; gebulder; geharrewar; gekrijs; geschreeuw; gewoel; grote menigte; ongedurigheid; onrust; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; rel; sensatie; toeloop; veel mensen; verwarring; volksoproer; vuistgevecht
vacarme beroering; drukte; gedruis; geluid; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult gebrom; gebrul; gebulder; gejoel; gejubel; gekrijs; gemurmel; geroezemoes; geschreeuw; herrie; lawaai; misbaar; tumult
émoi beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust; opschudding; opzien; rep; sensatie; verwarring
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effervescence hard; hardop; luid

Verwante woorden van "rumoer":

  • rumoeren

Wiktionary: rumoer

rumoer
noun
  1. Vacarme, tapage
  2. Mouvement de suspicion publique contre quelqu’un
  3. Information diffusée dont la véracité est douteuse
  4. bruit désordonné, tumultueux.