Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. salariëren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor salariëren (Nederlands) in het Frans

salariëren:

salariëren werkwoord (salariëer, salariëert, salariëerde, salariëerden, gesalariëerd)

  1. salariëren (honoreren; belonen; betalen; bezoldigen)
    rémunérer; récompenser; payer; indemniser; rétribuer; salarier
    • rémunérer werkwoord (rémunère, rémunères, rémunérons, rémunérez, )
    • récompenser werkwoord (récompense, récompenses, récompensons, récompensez, )
    • payer werkwoord (paye, payes, payons, payez, )
    • indemniser werkwoord (indemnise, indemnises, indemnisons, indemnisez, )
    • rétribuer werkwoord (rétribue, rétribues, rétribuons, rétribuez, )
    • salarier werkwoord (salarie, salaries, salarions, salariez, )

Conjugations for salariëren:

o.t.t.
  1. salariëer
  2. salariëert
  3. salariëert
  4. salariëren
  5. salariëren
  6. salariëren
o.v.t.
  1. salariëerde
  2. salariëerde
  3. salariëerde
  4. salariëerden
  5. salariëerden
  6. salariëerden
v.t.t.
  1. ben gesalariëerd
  2. bent gesalariëerd
  3. is gesalariëerd
  4. zijn gesalariëerd
  5. zijn gesalariëerd
  6. zijn gesalariëerd
v.v.t.
  1. was gesalariëerd
  2. was gesalariëerd
  3. was gesalariëerd
  4. waren gesalariëerd
  5. waren gesalariëerd
  6. waren gesalariëerd
o.t.t.t.
  1. zal salariëren
  2. zult salariëren
  3. zal salariëren
  4. zullen salariëren
  5. zullen salariëren
  6. zullen salariëren
o.v.t.t.
  1. zou salariëren
  2. zou salariëren
  3. zou salariëren
  4. zouden salariëren
  5. zouden salariëren
  6. zouden salariëren
diversen
  1. salariëer!
  2. salariëert!
  3. gesalariëerd
  4. salariërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor salariëren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indemniser belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden
payer belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren aanzuiveren; afbetalen; afrekenen; bekostigen; betalen; boeten; dokken; doorbetalen; genoegdoen; lonen; nabetalen; rekening betalen; uitbetalen; vereffenen; verrekenen; voldoen
récompenser belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren
rémunérer belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren afrekenen; betalen; dokken; lonen
rétribuer belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren afrekenen; betalen; dokken
salarier belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren lonen

Wiktionary: salariëren

salariëren
Cross Translation:
FromToVia
salariëren appointer; payer pour; rémunérer; rétribuer; dédommager entlohnen — (transitiv) jemanden für erbrachte Leistungen bezahlen; veraltet: jemandem den Lohn für etwas zahlen