Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samengevat (Nederlands) in het Frans

samengevat:

samengevat bijvoeglijk naamwoord

  1. samengevat
    sommaire; résumé; bref; brièvement; succinct; sommairement; succinctement; récapitulé; d'une façon concise

Vertaal Matrix voor samengevat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
résumé excerpt; extract; grondplan; korte inhoud; plattegrond; resumé; samenvatting; situatieschets; situatietekening; stadskaart; uittreksel
sommaire grondplan; plattegrond; situatieschets; situatietekening; stadskaart
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bref samengevat beknopt; bondig; eenvoudigweg; haastig; in het kort; kernachtig; kort; kortaf; kortom; kortstondig; kortweg; korzelig; minimaal; raak; snauwend; summier; terloops; vluchtig; wrevelig; zonder omhaal
brièvement samengevat beknopt; bondig; kort; minimaal; summier
d'une façon concise samengevat bondig; kort; kort en bondig
récapitulé samengevat bondig; kort
résumé samengevat bondig; kort
sommaire samengevat bondig; kernachtig; kort; laagstaand; minimaal; minuscuul; primitief; raak; summier; zeer klein
sommairement samengevat bondig; kort
succinct samengevat beknopt; bondig; kernachtig; kort; kort en bondig; minimaal; minuscuul; raak; summier; zeer klein
succinctement samengevat beknopt; bondig; kernachtig; kort; minuscuul; raak; summier; zeer klein

samenvatten:

samenvatten werkwoord (vat samen, vatde samen, vatden samen, samengevat)

  1. samenvatten (kort weergeven)
    résumer; donner une lecture succincte
    • résumer werkwoord (résume, résumes, résumons, résumez, )
  2. samenvatten (kort samenvatten; recapituleren)
    résumer; récapituler; faire un résumé de
    • résumer werkwoord (résume, résumes, résumons, résumez, )
    • récapituler werkwoord (récapitule, récapitules, récapitulons, récapitulez, )
  3. samenvatten (een uittreksel maken; excerperen)

Conjugations for samenvatten:

o.t.t.
  1. vat samen
  2. vat samen
  3. vat samen
  4. vatten samen
  5. vatten samen
  6. vatten samen
o.v.t.
  1. vatde samen
  2. vatde samen
  3. vatde samen
  4. vatden samen
  5. vatden samen
  6. vatden samen
v.t.t.
  1. heb samengevat
  2. hebt samengevat
  3. heeft samengevat
  4. hebben samengevat
  5. hebben samengevat
  6. hebben samengevat
v.v.t.
  1. had samengevat
  2. had samengevat
  3. had samengevat
  4. hadden samengevat
  5. hadden samengevat
  6. hadden samengevat
o.t.t.t.
  1. zal samenvatten
  2. zult samenvatten
  3. zal samenvatten
  4. zullen samenvatten
  5. zullen samenvatten
  6. zullen samenvatten
o.v.t.t.
  1. zou samenvatten
  2. zou samenvatten
  3. zou samenvatten
  4. zouden samenvatten
  5. zouden samenvatten
  6. zouden samenvatten
en verder
  1. ben samengevat
  2. bent samengevat
  3. is samengevat
  4. zijn samengevat
  5. zijn samengevat
  6. zijn samengevat
diversen
  1. vat samen!
  2. vat samen!
  3. samengevat
  4. samenvattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor samenvatten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
donner une lecture succincte kort weergeven; samenvatten
faire des extraits een uittreksel maken; excerperen; samenvatten
faire un résumé de kort samenvatten; recapituleren; samenvatten
récapituler kort samenvatten; recapituleren; samenvatten resumeren
résumer kort samenvatten; kort weergeven; recapituleren; samenvatten afkorten; de draad weer oppakken; hernemen; hervatten; inkorten; korten; resumeren

Wiktionary: samenvatten

samenvatten
Cross Translation:
FromToVia
samenvatten abstraire abstract — to abridge, epitomize, or summarize
samenvatten résumer epitomize — make an epitome
samenvatten résumer; récapituler summarize — To prepare a summary
samenvatten résumer; récapituler wrap up — To summarize or recapitulate