Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. schooieren:
  2. schooier:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schooieren (Nederlands) in het Frans

schooieren:

schooieren werkwoord (schooier, schooiert, schooierde, schooierden, geschooierd)

  1. schooieren
    mendier
    • mendier werkwoord (mendie, mendies, mendions, mendiez, )

Conjugations for schooieren:

o.t.t.
  1. schooier
  2. schooiert
  3. schooiert
  4. schooieren
  5. schooieren
  6. schooieren
o.v.t.
  1. schooierde
  2. schooierde
  3. schooierde
  4. schooierden
  5. schooierden
  6. schooierden
v.t.t.
  1. heb geschooierd
  2. hebt geschooierd
  3. heeft geschooierd
  4. hebben geschooierd
  5. hebben geschooierd
  6. hebben geschooierd
v.v.t.
  1. had geschooierd
  2. had geschooierd
  3. had geschooierd
  4. hadden geschooierd
  5. hadden geschooierd
  6. hadden geschooierd
o.t.t.t.
  1. zal schooieren
  2. zult schooieren
  3. zal schooieren
  4. zullen schooieren
  5. zullen schooieren
  6. zullen schooieren
o.v.t.t.
  1. zou schooieren
  2. zou schooieren
  3. zou schooieren
  4. zouden schooieren
  5. zouden schooieren
  6. zouden schooieren
en verder
  1. ben geschooierd
  2. bent geschooierd
  3. is geschooierd
  4. zijn geschooierd
  5. zijn geschooierd
  6. zijn geschooierd
diversen
  1. schooier!
  2. schooiert!
  3. geschooierd
  4. schooierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schooieren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schooieren
    l'acte de mendier

Vertaal Matrix voor schooieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acte de mendier schooieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mendier schooieren afbedelen; bedelen; klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren; schooien

Verwante woorden van "schooieren":


schooieren vorm van schooier:

schooier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schooier (sloeber)
    le clochard; le mendiant

Vertaal Matrix voor schooier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clochard schooier; sloeber landloper; smeerlap; vagebond; viezerik; zwerver; zwijn
mendiant schooier; sloeber bedelaar

Verwante woorden van "schooier":


Wiktionary: schooier

schooier
noun
  1. (vieilli) ou ironique|fr Celui qui fait métier de demander l’aumône, mendiant.