Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. steek:
  2. steken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor steek (Nederlands) in het Frans

steek:

steek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de steek (messteek)
    le coup de couteau; la piqûre; le coup
  2. de steek (pijn in de zij)
    la morsure; la piqûre
    • morsure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • piqûre [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor steek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coup messteek; steek beurse plek; bluts; botsing; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; kwak; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; schop; slag; slok; smak; staatsgreep; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; trap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; voetbeweging; vuistslag; zet
coup de couteau messteek; steek
morsure pijn in de zij; steek bijten; happen in; knauw; toehappen
piqûre messteek; pijn in de zij; steek hechting; hechting van een wond; injectie; injectienaald; injectiespuit; injectiespuitje; inspuiting; prik; spuit; spuitje; stiksel

Verwante woorden van "steek":


Wiktionary: steek

steek
noun
  1. cout|fr Chaque boucle que forme le fil, la soie, la laine, etc., dans des tissus plus ou moins lâches, comme les tricots.
  2. 2

Cross Translation:
FromToVia
steek point stitch — single pass of the needle in sewing
steek estocade thrust — an attack with a sword

steek vorm van steken:

steken werkwoord (steek, steekt, stak, staken, gestoken)

  1. steken (steken geven; prikken)
    piquer
    • piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, )

Conjugations for steken:

o.t.t.
  1. steek
  2. steekt
  3. steekt
  4. steken
  5. steken
  6. steken
o.v.t.
  1. stak
  2. stak
  3. stak
  4. staken
  5. staken
  6. staken
v.t.t.
  1. heb gestoken
  2. hebt gestoken
  3. heeft gestoken
  4. hebben gestoken
  5. hebben gestoken
  6. hebben gestoken
v.v.t.
  1. had gestoken
  2. had gestoken
  3. had gestoken
  4. hadden gestoken
  5. hadden gestoken
  6. hadden gestoken
o.t.t.t.
  1. zal steken
  2. zult steken
  3. zal steken
  4. zullen steken
  5. zullen steken
  6. zullen steken
o.v.t.t.
  1. zou steken
  2. zou steken
  3. zou steken
  4. zouden steken
  5. zouden steken
  6. zouden steken
en verder
  1. ben gestoken
  2. bent gestoken
  3. is gestoken
  4. zijn gestoken
  5. zijn gestoken
  6. zijn gestoken
diversen
  1. steek!
  2. steekt!
  3. gestoken
  4. stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor steken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
piquer prikken; steken; steken geven aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken

Verwante woorden van "steken":


Verwante definities voor "steken":

  1. eraan besteden1
    • hij steekt al zijn geld in CD's1
  2. erin vastzitten1
    • we bleven steken in de nauwe gang1
  3. hem raken met een puntig voorwerp1
    • de wesp stak in mijn wang1
  4. het erin of erop doen1
    • zij steekt de sleutel in het slot1

Wiktionary: steken

steken
verb
  1. mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
  2. Faire entrer une chose dans une autre.
  3. placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
  4. Traductions à trier suivant le sens
  5. frapper, blesser, tuer avec un poignard.
  6. placer, mettre sur quelque chose.

Cross Translation:
FromToVia
steken ensacher bag — to put into a bag
steken irriter; vexer; piquer nettle — to pique, irritate, vex or provoke someone
steken irriter; piquer nettle — of the nettle plant etc., to sting causing a rash
steken scruter; fureter; fouiller pry — to look where one is not welcome; to be nosey
steken poignarder; frapper d'un coup de couteau stab — To pierce or wound with pointed object

Verwante vertalingen van steek