Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stomp (Nederlands) in het Frans

stomp:

stomp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stomp (stronk)
    le tronçon; le moignon; la souche; le bout
    • tronçon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • moignon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • souche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bout [le ~] zelfstandig naamwoord

stomp bijvoeglijk naamwoord

  1. stomp
    obtus
    • obtus bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor stomp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bout stomp; stronk aandeel; aanwijzing; deel; deeltje; einde; finale; greep; kolf; onderdeeltje; part; teenstuk; tip; uiteinde; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
moignon stomp; stronk
souche stomp; stronk boomstronk; stobbe; stronk
tronçon stomp; stronk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obtus stomp afgeknot; dood; eenvoudig; geesteloos; gemakkelijk; hardleers; levenloos; licht; makkelijk; niet bezield; niet moeilijk; onbezield; simpel

Verwante woorden van "stomp":

  • stompheid, stompen, stomper, stompere, stompst, stompste, stompe

Antoniemen van "stomp":


Verwante definities voor "stomp":

  1. kort dik overblijfsel van lang ding1
    • er is nog maar een stompje van het potlood over1
  2. met afgeronde punt1
    • deze kerk heeft een stompe toren1
  3. stoot met je vuist of elleboog1
    • hij gaf mij een stomp met zijn elleboog1

Wiktionary: stomp

stomp
adjective
  1. Qui blesser sans percer ni couper, mais en faisant des contusions, comme un bâton, un marteau, etc.
  2. Traductions à trier suivant le sens.
  3. Qui peut avoir des conséquences fâcheuses.
  4. (vieilli) Qui est émoussé, qui a perdu son tranchant, en parlant d’une lame.
  5. biologie|fr Qui est arrondir, émousser au lieu d’être anguleux ou pointu.
  6. Qui est privé du sens de l’ouïe
  7. Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.
noun
  1. Frappe du poing
  2. Ce qui rester d’un bras, d’une jambe, d’une cuisse coupée.
  3. section d'un objet allongé

Cross Translation:
FromToVia
stomp émoussé blunt — Having a thick edge or point, as an instrument
stomp émoussé dull — lacking the ability to cut easily; not sharp
stomp souche; moignon stub — something cut short, blunted, or stunted
stomp souche; moignon stump — remains of something that has been cut off
stomp lumignon; bout; moignon; botche; cibiche; mégot; clou; clope; sèche; zigoune Stummel — ein kurzes Reststück, was übrig geblieben ist
stomp obtus stumpfMathematik: Eigenschaft eines Winkels, der zwischen 90° und 180° groß ist

stomp vorm van stompen:

stompen werkwoord (stomp, stompt, stompte, stompten, gestompt)

  1. stompen (rammen; hengsten)
    cogner; gourmer; frapper; taper
    • cogner werkwoord (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • gourmer werkwoord
    • frapper werkwoord (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, )

Conjugations for stompen:

o.t.t.
  1. stomp
  2. stompt
  3. stompt
  4. stompen
  5. stompen
  6. stompen
o.v.t.
  1. stompte
  2. stompte
  3. stompte
  4. stompten
  5. stompten
  6. stompten
v.t.t.
  1. heb gestompt
  2. hebt gestompt
  3. heeft gestompt
  4. hebben gestompt
  5. hebben gestompt
  6. hebben gestompt
v.v.t.
  1. had gestompt
  2. had gestompt
  3. had gestompt
  4. hadden gestompt
  5. hadden gestompt
  6. hadden gestompt
o.t.t.t.
  1. zal stompen
  2. zult stompen
  3. zal stompen
  4. zullen stompen
  5. zullen stompen
  6. zullen stompen
o.v.t.t.
  1. zou stompen
  2. zou stompen
  3. zou stompen
  4. zouden stompen
  5. zouden stompen
  6. zouden stompen
en verder
  1. ben gestompt
  2. bent gestompt
  3. is gestompt
  4. zijn gestompt
  5. zijn gestompt
  6. zijn gestompt
diversen
  1. stomp!
  2. stompt!
  3. gestompt
  4. stompend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stompen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stompen (beenstompen; armstompen)
    la souches; le trognons
    • souches [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trognons [le ~] zelfstandig naamwoord

stompen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het stompen (stoten; duwen)
    le fait de bourrer de coups

Vertaal Matrix voor stompen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait de bourrer de coups duwen; stompen; stoten
souches armstompen; beenstompen; stompen boomstronken; oervaders; stamvaders; stronken
trognons armstompen; beenstompen; stompen boomstronken; stronken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cogner hengsten; rammen; stompen aankloppen; aanrijden; aantikken; beuken; bonken; botsen; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rammen; slaan; stoten op; tikken; timmeren
frapper hengsten; rammen; stompen aankloppen; aantikken; beuken; bonken; een klap geven; een oplawaai geven; frapperen; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; kloppen met een hamer; meppen; rammen; slaan; tikken; timmeren
gourmer hengsten; rammen; stompen
taper hengsten; rammen; stompen aankloppen; aantikken; beuken; bonken; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; kloppen met een hamer; machineschrijven; meppen; rammen; slaan; stoppen; tikken; timmeren; typen

Verwante woorden van "stompen":